Het redden van de democratie
Morele verontwaardiging is vaak het startpunt van verzet tegen aanvallen op de democratie, maar dat is zelden de oplossing. Aan de hand van een reeks recente pamfletten, pleidooien en analysen over de Nederlandse politiek zoekt Wibo Koole naar wat er nodig is voorbij dat morele gelijk. En dat is minder verontwaardiging, en meer politiek.
Besproken boeken
-
Lisa Herzog De democratische markt. Hoe meer economische gelijkheid onze politiek kan redden (Ten Have 2025), 272 blz. -
Roxane van Iperen Eigen planeet eerst. Waarom onze democratie geen antwoord heeft op het grootste vraagstuk van deze tijd (Thomas Rap 2025), 168 blz. -
-
Mark Lievisse Adriaanse Wat iedereen aangaat. Hoe de democratie wordt afgebroken en hoe we haar vernieuwen (De Bezige Bij 2025), 264 blz.
-
-
-
Antonio Scurati Fascisme en populisme: Mussolini nu (vert. Jan van der Haar) (Uitgeverij Podium 2024), 96 blz.
-
Tom van der Meer Waardenloze politiek. Hoe de Nederlandse politiek de kunst van het conflict verloor (Querido Facto 2024), 208 blz.
Morele verontwaardiging is veelal de belangrijkste drijfveer voor verzet tegen aanvallen op de democratie. De vraag is: zetten de hoeders van de democratische rechtsorde zich daarmee niet steeds weer op achterstand? Want al kenmerkte het jaar van kabinet-Schoof I zich door een optocht van kwistig rondgestrooide stukken rood vlees, toch viel het kabinet uiteindelijk niet door groot maatschappelijk verzet, maar doordat de PVV de stekker eruit trok. Vorig voorjaar stelde de journalist Jan Tromp vast in de Volkskrant dat het verzet tegen de PVV ineffectief is omdat het vooral smeekbedes lanceert en uitgaat van een mentaliteit zonder strijdplan. Er zijn inmiddels boekenplanken volgeschreven over hoe de democratie gered kan worden in tijden van polarisering en populisme. Toch verschijnen er steeds weer nieuwe en ook interessante pamfletten en pleidooien die antwoorden geven op vragen als: werkt het verdedigen van de democratische rechtsstaat vanuit morele verontwaardiging wel als primaire strategie? En: zijn er in deze verkiezingstijd strohalmen om ons aan vast te klampen?
Het mediapolitieke spel
Een van de meest gehoorde verklaringen voor de verzwakking van de democratie is dat het mediapolitieke machtsspel zo ingrijpend is gewijzigd dat daardoor ruimte is ontstaan voor populisme en extreemrechts. Die verandering wordt fraai gekarakteriseerd in Duidelijkheid van politiek journalist Tom-Jan Meeus. Alle politieke partijen werken inmiddels op basis van het axioma dat ‘duidelijkheid’ boven alles gaat in het tijdperk waarin sociale media het politieke veld domineren. Politiek bedrijven is ervoor zorgen dat jouw quote, jouw spin, vandaag en morgen de boventoon voert in de media. Zo ontstond een smalle vorm van ‘aandachtspolitiek’ en ‘spektakelleegte’: de inhoudelijke relevantie werd naar de achtergrond gedrongen. Politicoloog Tom van der Meer plaatst die ontwikkeling in zijn boek Waardenloze politiek tegen de achtergrond van het functieverlies van politieke partijen. In hun drang naar zichtbaarheid en zetelwinst in de peilingen verwaarlozen ze hun essentiële rol als drager van de waardenstrijd in de samenleving. Anderen wijzen voor de verzwakking naar het onvoldoende functioneren van de rechtsstaat, zoals bij de toeslagenaffaire.
De oplossingen zijn divers: politici moeten anders met sociale media omgaan, een waardenstrijd voeren, illiberaal gedachtengoed aan de kaak stellen, burgerberaden opzetten. Toch blijft het gevoel overheersen dat de antidemocraten aan de winnende hand zijn en dat een grote groep burgers dat eigenlijk wel prima vindt.
Elk van die analyses heeft zo zijn voorkeursremedies, met als gemeenschappelijke noemer een oproep tot gedragsverandering. Als politici, politieke partijen, journalisten, media, ambtenaren, rechters en burgers zich beter gedragen, dan komt het allemaal goed. De oplossingen zijn divers: ze moeten anders met sociale media omgaan, een waardenstrijd voeren, illiberaal gedachtengoed aan de kaak stellen, burgerberaden opzetten. Toch blijft het gevoel overheersen dat de antidemocraten aan de winnende hand zijn en dat een grote groep burgers dat eigenlijk wel prima vindt.
Morele verontwaardiging over het feit dat antidemocraten aan de macht zijn is begrijpelijk, maar volgens Antonio Scurati in Fascisme en populisme ook een valkuil van het aandachtspolitieke spel. De auteur van de indringende literaire reeks over de opkomst en ondergang van Mussolini waarschuwt ervoor populisme en fascisme te gemakkelijk met elkaar gelijk te stellen. Hoewel beide stromingen angstbeelden oproepen, het parlement afwijzen en de complexiteit van het moderne leven reduceren tot één thema – immigratie – is dat volgens Scurati een te simpele vergelijking. Hij pleit er wel voor dat we ons erfgenaam maken van de antifascistische traditie, maar dan in een nieuwe, niet-ideologische vorm die steunt op de brede pluraliteit van burgers. Hoe dat er concreet uit zou moeten zien, laat hij echter in het midden – net als Meeus. Alleen Van der Meer doet een serieuze poging met zijn voorstel om de politieke cultuur zelf te veranderen. Maar omdat daarvoor zoveel actoren tegelijk hun gedrag moeten aanpassen, klinkt zijn optimisme eerder als een morele plicht dan als een realistisch vooruitzicht.
De morele verontwaardiging voorbij
Om de morele verontwaardiging achter ons te laten moeten we breder en dieper kijken dan het mediapolitieke spel. Denker der Nederlanden David van Reybrouck zoomt daarvoor in De wereld en de aarde verrassend in op een zelden belicht onderdeel: de multilaterale diplomatie van de klimaatconferenties. Hij schetst kort hoe diplomaten vanaf de zeventiende eeuw niet langer vorsten maar staten gingen vertegenwoordigen. De raison d’état, het welbegrepen eigenbelang, ging het machtsspel tussen naties overheersen. Maar dat sindsdien gegroeide stelsel blijkt inmiddels volkomen ontoereikend om het klimaatprobleem op te lossen. Dat is namelijk geen regulier grensconflict over soevereiniteit. Er is een nieuwe diplomatie nodig op basis van ‘raison de terre’, dat de belangen van de aarde boven die van de landen stelt. Die moet gestalte krijgen in de vorm van een wereldburgerberaad dat wordt ingebed in de multilaterale klimaatconferenties van de VN, de COP.
Zou dat werken? Hoe origineel de invalshoek ook is, zijn vaststelling dat de multilaterale diplomatie niet meer werkt omdat klimaat een grensoverstijgend probleem is, lijkt me onjuist. Want klimaatproblemen zijn altijd geografische kwesties en ook traditionele diplomatie heeft resultaten geboekt. Neem de Rijn: die is dankzij succesvolle diplomatie al veel schoner dan in de jaren zeventig. Van Reybrouck lijkt te vergeten dat de diplomatie sinds de jaren zeventig al fundamenteel is veranderd door de opkomst van ‘soft power’ en ‘public diplomacy’, en er zijn al veel initiatieven om burgers te betrekken in de diplomatie. Nog belangrijker is dat hij te snel voorbijgaat aan de innige alliantie van staten en bedrijfsleven, die veel klimaatconferenties hebben gedomineerd. En terwijl sociale bewegingen juist degenen zijn die het klimaat op de politieke agenda hebben gezet en hebben gepleit voor de noodzaak van klimaatbeleid, zet hij hen weg als lobbyisten. Er bestaan bovendien al voorbeelden van wereldburgerberaad, zoals de eerste Global Assembly in 2021, een bottom-up initiatief met deelnemers uit tal van landen dat leidde tot de People’s Declaration for the Sustainable Future of Planet Earth. Toch legt hij niet uit hoe een wereldburgerberaad de democratische tegenmacht kan versterken, de COP-conferenties succesvol kan maken en de alliantie tussen staten en kapitaal kan doorbreken. Zijn pleidooi blijft zo hangen in een onberedeneerd optimisme over zijn – zo mogen we dat nu toch wel noemen – panacee voor alle democratische kwalen.
Volgens Van Iperen moeten we een fatale paradox oplossen. Want als de kerntaak van ons politiek-maatschappelijke systeem is om de gemeenschap een optimaal leven te bieden, waarom slaan we dan toch structureel niet-duurzame paden in?
Greep naar de macht
Schrijvend over hetzelfde onvermogen van de democratie om het klimaatprobleem op te lossen, is daarom Eigen planeet eerst van Roxane van Iperen interessanter. Ze ging op onderzoek uit omdat morele verontwaardiging haar begon tegen te staan en bovendien kritiek op de rechtsstaat onmondig maakt uit angst de populisten in de kaart te spelen. Volgens Van Iperen moeten we een fatale paradox oplossen. Want als de kerntaak van ons politiek-maatschappelijke systeem is om de gemeenschap een optimaal leven te bieden, waarom slaan we dan toch structureel niet-duurzame paden in? Zij concludeert dat de wereld in tweeën uiteen is gevallen. Aan de ene kant staan de internationale financiële instellingen en multinationals, die opereren binnen hun eigen economische realiteit. Aan de andere kant bevinden zich de lokale samenlevingen, waar burgers zijn teruggebracht tot consumenten. Onder druk van opgedrongen onderlinge wedijver en een terugtredende, hardvochtige overheid worden zij gedwongen vooral hun eigen bastion te verdedigen – tegen vreemdheid en tegen bestaansonzekerheid. De verbinding tussen beide werelden is verbroken. De machtige partijen in de mondiale arena hebben zich onttrokken aan het publieke zicht en de politieke controle, terwijl zij de burger slechts nog een rol als consument aanreiken. Maar koopgedrag bleek niet tot een duurzame wereld te leiden, slechts tot frustratie. Die vervolgens werd gemobiliseerd door radicaal- en extreemrechts met een morele oorlog tegen alles wat van buiten komt en niet-traditioneel is. Er vond een ingrijpende machtsverschuiving plaats – Van Iperen spreekt van een staatsgreep – waarbij de mondiale financiële en tech-elite de handen ineensloeg met lokale zondebokpolitiekbedrijvers. Denk aan de (inmiddels verbroken of in ieder geval verstoorde) vriendschap van Elon Musk met Donald Trump. Het grote slachtoffer daarvan was de gemeenschap die al onder druk stond door de klimaatcrisis.
Er wordt een nieuwe democratie gevormd die stap voor stap de trekken van autocratieën als Rusland en China aanneemt. Met de alt media van extreemrechts als communicatieve backbone. Met welvaartschauvinisme, nativisme als bescherming van de ‘eigen’ gemeenschap, afkeer van ‘woke’ en terugkeer naar traditionele gezinsverhoudingen als zichtbare strijdpunten waarachter de harde economische belangen van techbazen en de industriële elite schuilgaan, uitgevoerd met handelsoorlogen en gericht op het beheersen van grondstoffenstromen en informatie-infrastructuren. Publieke taken worden aan private organisaties overgedragen, democratie en publieke controle worden in verwarring gebracht en uitgehold door ongefundeerde beschuldigingen en rechtszaken tegen alles en iedereen. Deze ontwikkeling is volgens Van Iperen zo overheersend dat we niet zozeer moeten vrezen voor een kantelpunt van het klimaat, maar voor een kantelpunt van de democratie. De democratie en de instituties worden dan gebruikt om democratische procedures en grondrechten te saboteren. Het wordt een filmset van de democratie. En zeg nou zelf: lijkt de Haagse spektakelleegte (Meeus) met z’n gelikte TikTok-filmpjes daar niet steeds meer op?
Aan de ene kant staat de liberale traditie van de rechtsstaat met mensenrechten en individuele vrijheid, aan de andere kant de democratische traditie van gelijkheid en volkssoevereiniteit. Die spanning krijgt steeds een andere historische vorm.
Van Iperen legt de vinger op de zere plek. Als we niet naar de achterliggende machtsverhoudingen kijken, is verdediging van de democratische rechtsstaat gedoemd te mislukken. De moderne democratie is altijd voortgekomen uit maatschappelijk verzet tegen elites die ongelijkheid, privilege en sociale onrechtvaardigheid in stand wilden houden. Het ging daarbij niet in de eerste plaats om het politieke spel zoals we dat nu kennen, maar om het verlangen naar autonomie, waardigheid, burgerrechten en een eerlijkere sociaaleconomische orde. Politiek filosoof Chantal Mouffe spreekt in dit verband over een democratische paradox: de blijvende spanning tussen vrijheid en gelijkheid. Aan de ene kant staat de liberale traditie van de rechtsstaat met mensenrechten en individuele vrijheid, aan de andere kant de democratische traditie van gelijkheid en volkssoevereiniteit. Die spanning krijgt steeds een andere historische vorm. Vandaag de dag wordt ze bedreigd door de macht van financiële elites en populistische autocraten, die met hun greep op de macht vooral de gelijkheid – en daarmee het fundament van de democratie – ondermijnen.
De strijd aangaan
In zijn enthousiasmerende essay Strohalmen geeft Ewoud Kieft aan hoe we na het loslaten van de morele verontwaardiging de democratie weer kunnen gaan zien als een bron van energie. Dat begint met een kanteling van perspectief als hij – tot zijn eigen verrassing op aangeven van Tom van der Meer – ook de populisten gaat waarderen als aanhangers van de democratie. De strijd gaat dus tussen twee opvattingen erover: de populistische, die geen tegenmacht duldt, en de rechtsstatelijke, die veelstemmigheid waarborgt. Daar spitst het politieke conflict zich op toe. Kieft pleit voor het weer aangaan van de ideeënstrijd, als kern van de democratie, tussen mensen met volkomen andere wereldvisies. Want elke confrontatie die integer en op gelijke voet wordt aangegaan levert energie op. Hij ziet een verzetsbeweging, die veelstemmige onenigheid wil koesteren tegenover de eenvormigheid van de populisten.
Kieft is van permanente debatten, een verzetsoptimist, maar vergeet hoe je uit dat verzet politieke gezamenlijkheid smeedt. Aan de energie van de confrontatie zijn immers al vele verzetsbewegingen ten onder gegaan.
Waar zijn enthousiasme aanstekelijk is, vrees ik alleen dat hij, sprekend over oplossingen, de scheve machtsverdeling in de samenleving onderschat. Zo wil hij het internet graag heroveren, maar trapt daarmee precies in de consumentistische valkuil die Van Iperen aanwijst als een van de verzwakkingen van de democratie. Wie gelooft nog dat we als kritisch internetgebruiker de macht van de socialemediaplatforms kunnen breken? Kieft is van permanente debatten, een verzetsoptimist, maar vergeet hoe je uit dat verzet politieke gezamenlijkheid smeedt. Aan de energie van de confrontatie zijn immers al vele verzetsbewegingen ten onder gegaan, juist omdat ze die niet wisten te vertalen in breed geaccepteerde voorstellen voor verandering. Zulke voorstellen zijn nodig om de strijd om de macht aan te gaan. Het wordt uit de essays van Van Iperen en Kieft wel duidelijk dat er genoeg kansen liggen om verder te gaan dan anderen te verwijten dat ze de democratie aantasten. Maar waar in de samenleving liggen nu de aangrijpingspunten voor het hernemen van de historische strijd om de democratie?
Een groter contrast met de Haagse zelfingenomenheid is nauwelijks mogelijk. Wat blijkt: politiek houdt mensen zelden bezig. Politiek en media staan ver af van hun leefwereld. Het zijn parallelle werelden.
Sociaaleconomische frustraties
Om die vraag te beantwoorden moeten we terug naar de sociale en economische frustraties van de burger. Tom-Jan Meeus heeft wel een aanwijzing als hij vertelt hoe hij regelmatig Den Haag verlaat en bezoeken brengt aan het Schilderskwartier in Woerden om te horen hoe mensen daar over actuele politiek denken. Een groter contrast met de Haagse zelfingenomenheid is nauwelijks mogelijk. Wat blijkt: politiek houdt mensen zelden bezig. Politiek en media staan ver af van hun leefwereld. Het zijn parallelle werelden. Neem het conflict over de fusie van het lokale ziekenhuis. Vanuit Den Haag bezien is dit logisch beleid, maar als blijkt dat ook huisartsenpost en spoedeisende hulp zullen verdwijnen, roeren de Woerdenaren zich. Vergeefs. Meeus komt in Woerden tot het inzicht dat gewone mensen voortdurend ervaren dat je als eenling niet belangrijk genoeg meer bent voor grote bedrijven en instellingen in hun kantoortorens: ‘Mensen die ik spreek zijn er gelaten over, wrokkig soms. Dit is jarenlang hun actualiteit geweest, maar ’s avonds op televisie zien zij een heel andere actualiteit. Over opstootjes en andere conflictstof die veel vertelt over politici maar weinig betekenis voor hen heeft.’ Het is precies die ervaring die de kern van de frustratie is: ongelijke behandeling van ongeziene mensen. In het rapport Eigentijdse ongelijkheid (2023) van het Sociaal en Cultureel Planbureau is dat bevestigd. Ongelijkheid houdt al langer aan en is hardnekkig, en ze zet zich vast in een nieuwe klassenstructuur. Die tast de sociale cohesie en de legitimiteit van bestuur en politiek aan. Burgers aan de onderkant vinden dat de overheid te weinig voor hen doet. Politicoloog Wouter Schakel toonde aan dat ook in Nederland besluiten meestal in het voordeel van de hogere inkomens uitvallen.(*) Het zou dus niet onlogisch zijn om dit terrein tot onderwerp van de democratische strijd te maken.
De politiek-economische onmacht in onze samenleving is het onderwerp van Wat iedereen aangaat van NRC-journalist Mark Lievisse Adriaanse. Lievisse Adriaanse voert ons in een breed en overtuigend verhaal – dat bijkans leest als een thriller – mee in de onttroning van de democratie: in enkele decennia namen geglobaliseerde bedrijven, financiële markten en big tech de macht over. Kapitaal internationaliseerde, we gingen geloven dat wereldwijde markten het beste met ons voor hadden en we privatiseerden tegen de klippen op. Voor de democratie bleef weinig anders over dan machteloze competitie over wie van de politieke partijen nu mocht delen in de staatsmacht. Binnen de neoliberale consensus moest spektakelleegte het gebrek aan spanning verhullen. Partijen werden merken en de kiezer klant. Toch kwam het conflict weer terug in de democratie, maar het waren vooral de populisten die de frustraties mobiliseerden. Hij bepleit met veel verve het aanpakken van die uitholling door hernieuwde economische democratisering.
Ook in de economische sfeer is voldoende gelijkheid nodig om de democratie te (kunnen) dragen. Waarom machtskwesties voortdurend proberen te verklaren in een context die buiten de economische orde valt?
Iets vergelijkbaars betoogt filosoof Lisa Herzog in De democratische markt. Volgens haar moeten we verder kijken dan het bevorderen van brede welvaart of het beperken van milieuschade. Het gaat ook om de vraag hoe de economie zelf democratisch kan zijn. Is het logisch dat werknemers als ongelijken worden behandeld, terwijl democratische gelijkheid in de samenleving geldt als uitgangspunt? En gaat het alleen om een fatsoenlijke compensatie voor steeds efficiënter werken? Nee, stelt Herzog: er is ook in de economische sfeer voldoende gelijkheid nodig om de democratie te (kunnen) dragen. Waarom zou onder het mom van efficiëntie een hiërarchische cultuur bestaan die strijdig is met democratische gelijkheid? Waarom machtskwesties voortdurend proberen te verklaren in een context die buiten de economische orde valt?
Zowel Lievisse Adriaanse als Herzog schetsen uiteenlopende mogelijkheden: van een verbod op campagnedonaties door bedrijven tot meer werknemersdemocratie met een gelijk aantal zetels in de raad van commissarissen; van participatieve besluitvorming op de werkvloer en investeringsraden tot datatrusts die onze data op socialemediaplatforms beheren. Hun gemeenschappelijke kern is dat zij zich niet langer neerleggen bij de neoliberale consensus. Markten moeten niet langer draaien om efficiëntie en overheden moeten niet alleen de bedrijven faciliteren, met armoedebestrijding als toegift.
Politiek, politiek en nog eens politiek
In alle hierboven genoemde essays en pamfletten zijn voldoende argumenten te vinden om ons niet te laten opsluiten in verontwaardigd verzet tegen de antidemocraten. Laat je niet verleiden door het spektakel van de aandachtspolitiek, verwar populisme niet met fascisme. De primair defensieve reactie op de aanvallen op de democratie houdt je kritiekloos op een plek in het keurslijf van de huidige vorm van onze democratie, met alle gebreken van dien. Kijk waar de macht echt met de democratie aan de haal is gegaan. Zo ontstaan verschillende lijnen die van smeekbedes strijd kunnen maken.
Om te beginnen zullen we de populisten serieus moeten nemen. Lievisse Adriaanse maakt daarvoor een belangrijk en waardevol onderscheid tussen autoritaire populisten met een discriminerend ‘wij’ en democratische populisten met een inclusief ‘wij’. Zeg maar Donald Trump versus Bernie Sanders. Je kunt uit de defensieve verontwaardiging stappen door het populisme opnieuw te definiëren. Dat legt de weg open om democratische instituties juist te versterken, en te radicaliseren door grotere invloed van burgers. Stel dat we beleidsmaatregelen en bedrijfsreorganisaties niet alleen toetsen op hun efficiëntie, maar ook op hun bijdrage aan de versterking van democratische gelijkheid. Dat zou in het geval van Woerden zeker tot een andere uitkomst hebben geleid, waarbij sociaal kwetsbare burgers niet hun zeggenschap – en dus hun vrijheid – over het eigen leven waren kwijtgeraakt. Ook de toeslagenaffaire had daarmee voorkomen kunnen worden: de harde controlecultuur zou dan zijn herkend als een onaanvaardbare aantasting van burgerschap.
Die radicale vernieuwing van de democratie hoeft dan niet primair te draaien om het verdedigen van de bestaande spelregels – al blijft dat wel nodig natuurlijk – maar om het doorbreken van ongelijke sociale en economische machtsverhoudingen. Zo kan de democratie beter functioneren op basis van gelijkheid en waardigheid, en wordt de soevereiniteit van het volk versterkt. Daarvoor is, met Kieft, strijd nodig in al zijn pluriformiteit, maar dan wel met de inzet om tot een breed gedragen richting te komen. Het vraagt om afstand van de pacificerende consensusdemocratie, die zich vooral richt op aanpassingsmaatregelen om de samenleving te laten meegaan in het opgejaagde tempo van de neoliberale economie. Waardenstrijd, zegt Van der Meer. Dat is geen politiek binnen de smalle Haagse mediapolitieke werkelijkheid, maar politiek die gaat over hoe we samen een goede samenleving willen vormgeven. Geen strijd om het gevecht zelf, maar strijd om de inhoud. Strijd ook, om met Herzog te spreken, om de vrijheid te hebben om tijd te nemen voor democratie. Strijd om politiek in brede zin, om politieke gemeenschappen te bouwen die de democratie vernieuwen op basis van gelijkheid en waardigheid.
Waar liberalen nogal eens zaken buiten de politiek willen plaatsen, in zogenaamd onaantastbare rechten – die veelal de bestaande scheve machtsverhoudingen bevestigen –, of de hoop hebben dat instituties losgeslagen leiders zullen tegenhouden, bouwen democraten op de kracht van politieke machtsvorming. Politiek, politiek en nog eens politiek is de beste verdediging tegen antidemocratie.
(*) Schakel, Wouter. ‘Unequal Policy Responsiveness in the Netherlands.’ Socio-Economic Review 19, no. 1 (2021): 37–57. https://doi.org/10.1093/ser/mwz018.