Advertentie
Banner DNBG 6

Driestemmig over Beladen huis

In de nieuwe rubriek Driestemmig wordt een boek besproken door drie personen. Het gaat om korte leesverslagen met een vrije invulling: bespiegelingen vanuit verschillende generaties en achtergronden. In deze eerste editie trappen we af met de veelbesproken memoir Beladen huis van Christien Brinkgreve, die in januari van dit jaar verscheen bij AtlasContact. Aan het woord zijn Barber van de Pol (1944), Saskia Pieterse (1976) en Caitlin Boonstra (1994).

Besproken boeken

In Beladen huis onderzoekt Christien Brinkgreve de wijze waarop het intieme domein van het huis fungeert als plaats van herinnering voor een gedeeld leven. De literaire inventarisatie van de materiële en emotionele erfenis is echter meer dan een persoonlijk relaas: het is ook een reflectie op de structurele spanningen binnen partnerrelaties, op de vaak onzichtbare genderdynamieken en op de psychologische last van maatschappelijke en persoonlijke verwachtingen. 

Barber van de Pol

Karrensporen van het patriarchaat?

Er wringt iets in de memoir van Christien Brinkgreve over haar kennelijk slechte huwelijk met A (zo wordt hij aangeduid), topjournalist, bekend van (VPRO-)radio en tv, markante figuur. Opzet lijkt om de feiten voor zich te laten spreken maar de emeritus hoogleraar vrouwenstudies is gul met uitleg vanuit haar specifieke expertise. Ze wil het verhaal exemplarisch maken door het in de ‘karrensporen van het patriarchaat’ te trekken. 

Een verslag wordt al snel pro domo wanneer je vol bent van jezelf. Beladen huis is zo’n verslag: de casus die Brinkgreve opvoert heeft een al te dwingende leesaanwijzing. Je staat als lezer in dienst van de ik. Dus zij, Brinkgreve, hield thuis de boel gaande. Was ze te meegaand of eiste ze juist te veel ‘eigen ruimte’ op? Ze had trouwens last van ‘gevoelsverboden in feministische kring’ en ja, dat weet ik nog. Er heerste daar een verstikkende sfeer. (Een vriendin vroeg me eens hoe ik dat toch deed, gewoon praten. Zij was het verleerd.)

De familiegeschiedenissen worden erbij gehaald en allengs verandert A in de speelbal van een theorie, die andere interpretaties uitsluit. De jargon-achtige beeldspraak valt op: ‘de zwaarte van het totaalpakket van werk en gezin’, ‘punten van herkenning’, ‘voedselgeving’, ‘afslag’, ‘de totaliteit van de aanspraken van het andere’, enz. ‘Kuilen’ en ‘putten’ staan in één zin met ‘zoden’ die niet ‘aan de dijk’ worden gezet. Dat is toch lelijk? 

Ook wordt nogal eens een werkwoord tot zelfstandig naamwoord gemaakt. Dan krijg je dus ‘een bewegen’, ‘een voortdurend balanceren’, ‘een verbazen’, ‘het aanpassen van de ander’ (?) wat mij ook als jargon voorkomt. En dan dat frequente ‘verbinden’, modewoord nummer 1, of een zegswijze als ‘richting dissociatie’. 

Kan het zijn dat A daar allergisch voor was? Dat lijkt me logischer als verklaring voor de vervreemding tussen de echtelieden dan rivaliteit. Wollig is Brinkgreve niet. Daarvoor schrijft ze te stellend, ‘helder’, zou ze misschien zelf zeggen. 

Allemaal aannemelijk, maar als opnieuw de ‘karrensporen van het patriarchaat’ worden ingezet, haak ik af.

Goed. A mist na zijn pensioen zijn boeiende leventje en een oud trauma speelt op: de rouw om het verongelukte zusje dat ooit als een moeder voor hem zorgde. Hij verlangt naar ontroostbaarheid, zoals Patricia de Martelaere dat zo mooi noemde, en het huwelijk, dat lijdt onder incompabilité d’humeur, biedt geen soelaas. Als hij ziek wordt en onder geen beding dood wil, wordt de neiging tot verschansing in zijn rouw sterker en sluit hij iedereen buiten. Brinkgreves conclusie: hij leed aan verlatingsangst, hij had gehoopt dat zij na haar promotie verder thuis zou blijven. Of ik haar nu geloof of niet: is dat per se kwalijk? Waarom niet af en toe meegedaan met de voetbalgekte van man en zonen? Ze had ook kunnen gaan, hij begint haar in zijn onmacht te kleineren, lezen we. Allemaal aannemelijk, maar als opnieuw de ‘karrensporen van het patriarchaat’ worden ingezet, haak ik af.

Ze ging niet, je laat een patiënt niet in de steek. Soit. 

Het slot, wanneer Brinkgreve na A’s dood hun gedeelde verleden nog eens uit e-mails en brieven opdiept, is sterk. De theorie is losgelaten. Schrijfster voelt na hoe licht en vrolijk en gezellig ze ooit samen waren. Uit de e-mails die ze elkaar later onder één dak stuurden, blijkt gelijkwaardigheid en interesse, en de vraag komt in volle ontreddering terug: hoe kan het toch dat iets zo veelbelovends zo misging? Daar wordt alles show don’t tell en overheerst de pijn en de bereidheid tot catharsis. Zonder schuldige.

Saskia Pieterse

Een gedeelde politieke taal

Kun je Beladen huis plaatsen in het genre van de feministische bekentenis? Literatuurwetenschapper Rita Felski schreef een studie over de rol van autobiografie in de tweede feministische golf. Ze stelt dat de bekentenis een belangrijk autobiografisch subgenre werd, en noemt werken als The Cancer Journals van Audre Lorde, Flying van Kate Millett en Anja Meulenbelts De schaamte voorbij. Diep-persoonlijke boeken die toen al de kritiek kregen dat ze navelstaarderig zouden zijn. Tegelijkertijd werd er juist in dit genre een gedeelde politieke taal gevonden voor persoonlijke ervaringen van onder meer seksueel geweld. Ervaringen waar voordien nog geen taal was.

Christien Brinkgreve was een van de eerste hoogleraren vrouwenstudies in Nederland. Interessant genoeg stelde ze in haar oratie De belasting van de bevrijding (1988) welke negatieve gevoelens de nieuwe geëmancipeerde man/vrouw verhoudingen opriepen. Ook in 1988 schreef ze in een essay in De Gids over jaloezie. Vroeger was er aan iedere gender een afgebakende ruimte toebedeeld: de vrouw het huis, de man de buitenwereld. Na de tweede golf bewogen de echtgenoten zich veel meer op elkaars terrein, met als paradoxaal gevolg dat de vrouw juist in de binnenwereld van het huis zichzelf kleiner ging maken:

Vrouwen vrezen de afgunst van hun echtgenoot op hun vergrote bewegingsvrijheid en zijn bang hun nieuwe mogelijkheden volledig te benutten, omdat ze beseffen dat hun man zich daarbij vaak ‘niet zo prettig’ voelt. Zoals vroeger vrouwen een pas achter hun man liepen, zo houden veel vrouwen zich nu zelf ‘eronder’, uit vrees voor zijn irritaties, de ruzies, en uiteindelijk de verlating.

Wie nu Beladen huis leest, ziet hoe deze toenmalige algemene maatschappelijke analyse van toepassing was op haar relatie tot A (de naam die ze aan haar overleden echtgenoot geeft). In haar weergave van de feiten wond haar echtgenoot geen doekjes om: hij was vooral gelukkig op hun vakanties, als haar aandacht volledig op hem gericht was. Haar carrièreleven als hoogleraar is een directe concurrent voor zijn emotionele behoefte. 

Vroeger was er aan iedere gender een afgebakende ruimte toebedeeld: de vrouw het huis, de man de buitenwereld.

Soms kreeg ik zelfs de indruk van een bijna in tweeën gespleten vrouw. De geëmancipeerde vrouw is als partner aantrekkelijk omdat het voor de progressieve man belangrijk is dat de vrouw een maatschappelijke positie heeft. En dan is er nog altijd dat hardnekkige beeld van de zorgende vrouw, met het huis (en de man) als haar belangrijkste en eigenlijk ook enige interesse. De maatschappelijk succesvolle vrouw zal zich terugtrekken in een eigen studeerkamer boven, later zelfs in een tweede huisje erbij. De ander verzorgt tegen de klippen op etentjes, maar begrijpt van zichzelf niet goed waarom ze niets doet tegen de voortwoekerende verwaarlozing van het huis. 

Na het overlijden van A probeert Brinkgreve het huis te redden van de ondergang. Ik zag haar haar trachten die zorgende vrouw en die denkende vrouw allebei weer bij elkaar te brengen. Was die pijnlijke gespletenheid herkenbaar? Zelf ben ik van een generatie later – Brinkgreve is exact de leeftijd van mijn moeder. Mannen van mijn leeftijd zullen niet zo openlijk als A uitkomen voor de eis dat ze het middelpunt van je zorg en aandacht zijn. Maar is daarmee die verwachting ook werkelijk de wereld uit? Iets soortgelijks geldt voor de neiging bij vrouwen ‘jezelf eronder te houden’. Misschien krijgen die patronen in mijn generatie van hetero-vrouwen op een nog veel meer verhulde manier vorm dan bij Brinkgreve al het geval was, en toont het boek daarom juist iets wezenlijks dat generaties overstijgt. 

Ik vond het tot slot vooral veelbetekenend dat Beladen huis een boek over ingewikkelde rouw is. Voor de schrijver is het rouw om A, maar voor mij als lezer meer rouw over de vrouwenrevolutie die geen blijvende verandering kon of mocht teweegbrengen. Dat is misschien wel de meest pijnlijke ironie: we zitten nu gevangen in een reactionaire backlash tegen een feminisme dat nooit echt zijn beslag heeft gekregen.

Caitlin Boonstra

We zijn er nog niet

‘Mevrouw Brinkgreve, als u een tijdmachine had en alles opnieuw kon doen, wat zou u dan anders hebben gedaan?’ Eerder dit jaar interviewde ik Christien Brinkgreve in Linnaeus Boekhandel, waarna zij rustig de tijd nam om alle vragen uit het publiek te beantwoorden. De zaal zat twee keer zo vol als bij andere programma’s. Mijn collega’s en ik hadden het boek al honderden keren over de toonbank zien gaan. Het is zo’n verhaal dat ‘veel losmaakt’: mensen willen er hun eigen ervaringen aan spiegelen, hun kritiek op uiten of herkenning vinden in hun eigen relatie of die van oudere familieleden. Ik heb me vaak afgevraagd waarom haar werk anno 2025 bij velen zoveel herkenning oproept en bij anderen juist zoveel ergernis.

Dit boek gaat niet over spijt of zelfmedelijden. Het is nadrukkelijk het portret van een huwelijk, niet slechts van de auteur zelf of haar overleden, dominante echtgenoot. Het blijft onwerkelijk dat Brinkgreve de ervaring en expertise uit haar werk als hoogleraar vrouwenstudies niet kon, of niet mocht, meenemen naar huis. In haar privésfeer onthult zij zich als een vrouw die verstrikt raakte in een web van wederzijdse – vaak genderstereotiepe – verwachtingen en rolpatronen, gevangen in het keurslijf van de goede moeder en echtgenote. Begripvol, volledig toegewijd aan het gezin en boven alles empathisch.

Brinkgreve omschrijft de empathiekloof als extreem hardnekkig, ook in hedendaagse relaties: vrouwen moeten vaak meer begrip opbrengen voor hun (mannelijke) partner dan zij mogen terugverwachten. Dit vind ik een interessant gegeven, temeer omdat ik met mijn vriendin veel gesprekken heb over wederzijdse verwachtingen en aandacht, en hoe een gebrek daaraan je humeur en gevoel van waardering zo snel door de plee kan spoelen. (Dat heeft op individueel niveau dus niet altijd met mannen te maken.) Daarentegen ben ik nog geen echtgenote en ook geen moeder, factoren die een grote rol spelen in het levensverhaal dat Christien Brinkgreve heeft opgetekend.

Ik vind mijn generatie erg op de voltooide puzzel gericht en minder op een eerlijke uitwisseling van wezenlijke ideeën en meningen.

Het is ergens tegenstrijdig dat zij de empathiekloof zo centraal stelt in het onderzoeken van haar huwelijk, terwijl zij in de verantwoording van haar schrijven blijft benadrukken dat zij zichzelf en haar partner vooral wilde begrijpen. Die eindeloos empathische houding maakt dat zij – en daarmee de lezer – altijd net boven het oorspronkelijke verhaal zweeft, zo stel ik het me voor. In het boek komen bijna geen letterlijke confrontaties voor, er worden geen heftige emoties gedeeld. Ongetwijfeld waren die er wel, maar het is opvallend dat Brinkgreve die met het schrijven achter zich lijkt te laten. Als je het boek uit hebt is het huis aan kant, het stof neergedaald en de empathiekloof nog immer diep.

Ik vond Beladen huis door die tegenstrijdigheid aangrijpend. De vertelstem is weliswaar de redelijkheid zelve en naar mijn smaak soms te genuanceerd, maar het boek bevat zoveel om nog lang over na te denken, aan herinnerd te worden in gesprekken met vrienden over waar zij tegenaan lopen in hun volwassen relaties met hun partner of ouders. Te veel empathie staat confrontatie in de weg, neem ik eruit mee, je kunt jezelf daarin verliezen. 

In empathie zit weinig uitwisseling, iemand begrijpen impliceert dat de puzzel past zodra jij snapt hoe een situatie of een ander in elkaar zit. Ik vind mijn generatie erg op de voltooide puzzel gericht en minder op een eerlijke uitwisseling van wezenlijke ideeën en meningen. We durven niet, dus verschuilen we ons achter een zogenaamd medeleven. Het met elkaar oneens zijn wordt al snel gevolgd door een haastige ‘maar schat, ik snap wel echt wat je ermee bedoelde’. De empathie van Brinkgreve draagt het risico in zich dat ze zichzelf uiteindelijk toch weer aan de zijlijn plaatst, en ik heb met veel belangstelling gevolgd hoe zij zichzelf portretteert en toestaat meer plek in te nemen. Toch bleef ik zo hopen op een harde schreeuw, de woede die losbarst en het huis doet schudden. Die frictie blijft voor de lezer buiten beeld en je kunt alleen maar hopen dat die er wel geweest is. Die hebben we ook nodig, want uit Beladen huis en de reacties die het losmaakt blijkt hoe dan ook: we zijn er nog niet.