Advertentie
Princeton-university-press

Zwarte vlekken: waar en waarom Amerika haar imperium verstopt

De meeste mensen associëren de Verenigde Staten nog altijd niet met kolonialisme of imperialisme. Historicus Thomas Smits bespreekt Daniel Immerwahrs How to Hide an Empire, en laat zien dat deze misvatting funest is voor een goed begrip van de geschiedenis en huidige staat van ‘s werelds machtigste imperium.

Besproken boeken

In september 2017 raast orkaan Maria over de kust van Puerto Rico. Volgens de eerste officiële telling vallen er vierenzestig doden, maar een jaar later wordt dit cijfer bijgesteld tot 2975. Daarop reageert Donald Trump met een tweet: de Democratische Partij zou hem in diskrediet proberen te brengen door het aantal doden te overdrijven. In juli 2019, bijna twee jaar na de ramp, treedt Ricardo Rosselló, de Amerikaanse gouverneur van Puerto Rico, na massale protesten gedwongen af nadat blijkt dat hij in een chatgroep met naaste medewerkers niet alleen misogyne taal uitslaat, maar ook regelmatig grove grappen maakt over de slachtoffers van Maria.

Amerikaanse gouverneur? Donald Trump? Wat heeft Amerika met Puerto Rico te maken? Net als Guam, Amerikaans-Samoa en de Maagdeneilanden maakt Puerto Rico deel uit van de Amerikaanse overzeese gebieden. De bijna vier miljoen inwoners van deze landen zijn wel inwoners van de Verenigde Staten, maar hebben geen burgerrechten. Hoewel de lakse reactie van de regering-Trump na Maria zorgt voor honderden extra doden, kunnen de inwoners van Puerto Rico hier – via democratische weg – niks aan doen. Al sinds 1898 hebben Puerto Ricanen in het Amerikaanse koloniale imperium geen stem.

In zijn nieuwe boek How to Hide an Empire (dat volgend jaar in Nederlandse vertaling verschijnt) schrijft de Amerikaanse historicus Daniel Immerwahr een moderne geschiedenis van wat hij de ‘greater United States’ noemt: zowel de achtenveertig staten van het Amerikaanse ‘vasteland’ – de kaart die de meesten van ons zich voorstellen wanneer we aan Amerika denken – als het koloniale imperium dat het onderhoudt sinds het einde van de negentiende eeuw. Volgens Immerwahr kan de Amerikaanse geschiedenis niet geschreven worden zonder de geschiedenis van de overzeese gebieden er een integraal onderdeel van te maken: de geschiedenis van de Verenigde Staten is de geschiedenis van ‘Empire’, zoals hij in de allerlaatste zin van zijn boek vaststelt.

Dat de meesten van ons Amerika juist niet met kolonialisme associëren, is niet verwonderlijk. Op de achterkant van de Engelse uitgave van het boek staat een aantal uitspraken: ‘Amerika is nooit een imperium geweest,’ ‘We zijn niet imperialistisch,’ ‘De USA is de enige grote mogendheid zonder een geschiedenis van imperialistische claims.’ Wat hebben deze uitspraken gemeen? Ze zijn gedaan door Amerikaanse presidenten en er klopt niks van. How to Hide an Empire laat prachtig zien hoe het Amerikaanse kolonialisme een historische realiteit is, die zich in de schaduw van de geschiedenis genesteld heeft.

Een Amerikaans imperium

In zijn inleiding geeft Immerwahr ruiterlijk toe dat zijn boek niet zozeer nieuw onderzoek presenteert, maar eerder een nieuw perspectief biedt op de Amerikaanse geschiedenis. Zelfs dit nieuwe perspectief – de vaststelling dat Amerika een koloniale mogendheid is die gedreven wordt door imperialistische politiek – is op zichzelf niet nieuw. In zijn populaire A People’s History of the United States, waarvan sinds 1980 al twee miljoen exemplaren verkocht zijn, wijst historicus Howard Zinn ook al op de gevolgen van het Amerikaanse imperialisme. In tegenstelling tot Zinn, die zichzelf onomwonden als een links-activistisch historicus presenteert, houdt Immerwahr zich verre van morele of politieke oordelen. Het punt van How to Hide an Empire is dat we, nog voordat we een dergelijk oordeel vellen, de geschiedenis en huidige positie van de Verenigde Staten überhaupt niet kunnen begrijpen als we het Amerikaanse imperialisme buiten beschouwing laten.

Het boek bestaat uit twee delen. Het eerste deel bespreekt de periode tot het einde van de Tweede Wereldoorlog. De wortels van het Amerikaanse imperialisme liggen in de negentiende eeuw. Immers: het gebied dat na de revolutie tegen de Engelsen in 1783 in Amerikaanse handen komt, beslaat nauwelijks een derde van de huidige ‘continentale’ Verenigde Staten. De expansiedrift van Amerika uit zich, naast een aantal landaankopen van onder andere Frankrijk, vooral in een reeks genocidale oorlogen tegen de inheemse bevolking, en hun gedwongen concentratie in steeds kleiner wordende ‘indiaanse territoria’.

Hoewel het ‘settler colonialism’ van de negentiende-eeuwse westwaartse expansie wel imperialistische trekken heeft, verschilt ze van wat doorgaans ‘kolonialisme’ wordt genoemd. De nieuwe gebieden zijn immers bedoeld voor witte, van oorsprong Europese kolonisten, en niet om als wingewest, compleet met inheemse bevolking, geëxploiteerd te worden. Na de Spaans-Amerikaanse Oorlog van 1898 verwerft de Verenigde Staten voor het eerst een aantal echte kolonies: Amerikaans-Samoa, de Filipijnen, Guam en Puerto Rico. Behalve de Filipijnen, die onafhankelijk worden in 1946, zijn al deze gebieden nog altijd onderdeel van het Amerikaanse imperium. Immerwahr beschrijft treffend het verschil met de eerdere expansie: ‘Het ging hier niet om het verkrijgen van land voor nieuwe kolonisten, maar om het veroveren en overheersen van bevolkingen.’ Aan het begin van de twintigste eeuw wordt Amerika een koloniaal wereldrijk.

Wanneer Amerika na de Tweede Wereldoorlog de Filipijnen opgeeft, haar grootste kolonie, spoort ze ook andere landen, zoals Nederland, aan om een punt achter hun koloniale ambities te zetten. Dit is de periode waaruit ons beeld stamt van Amerika als antikoloniaal land. Het tweede deel van How to Hide an Empire laat echter duidelijk zien dat Amerika haar imperialistische ambities verre van overboord zette.

Zwarte vlekjes en een zee van olie

In navolging van Daniel Headricks, die in zijn klassieker The Tools of Empire de relatie beschrijft tussen nieuwe technologie, zoals het malariamedicijn kinine, en negentiende-eeuws Europees imperialisme, toont Immerwahr aan hoe Amerika nieuwe technologie gebruikt om een ‘pointillistisch’ imperium op te bouwen. Hoewel het land zich terugtrekt uit grote koloniën, zoals de Filipijnen, investeert het tegelijkertijd in meer dan achthonderd ‘militaire bases, kleine, semi-soevereine vlekjes verspreid over de hele aarde’. Deze honderden invloedszones kunnen alleen met elkaar in verbinding blijven met behulp van nieuwe technologieën, zoals de luchtvaart en langeafstandsradio. Immerwahr beschrijft het nieuwe systeem als een meesterzet: door het netwerk van overzeese bases profiteert Amerika wel van de lusten van een imperium, maar wordt het nauwelijks geconfronteerd met de lasten, zoals bijvoorbeeld de noodzaak om grote aantallen koloniale onderdanen te onderhouden.

Dit Amerikaanse naoorlogse imperialisme heeft vele, en soms verrassende gevolgen, die Immerwahr uitgebreid behandelt. Zo stond de Amerikaanse overzeese aanwezigheid aan de basis van zulke uiteenlopende dingen als de muziek van The Beatles, de opkomst van Japanse techbedrijven en de aanslagen van 11 september. Afgezien van dat laatste (Osama Bin Ladens vader wordt onder meer rijk met het bouwen van Amerikaanse bases) heeft Immerwahr weinig oog voor de negatieve gevolgen van dit systeem en de extreem gewelddadige machtspolitiek die sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog het Amerikaanse wereldrijk in stand houdt. De miljoenen doden die vallen tijdens de Koreaanse Oorlog (1950-1953), de Vietnamoorlog (1955-1975), de Golfoorlog (1990-1991), de Irakoorlog (2003-2011) en de nog altijd voortdurende Afghaanse Oorlog laten zien dat de Pax Americana alleen maar geldt in bepaalde, westerse, delen van de wereld. Ook de lange lijst van door de Amerikanen gesteunde dictatoriale regimes, vaak in ruil voor een militaire basis en economische en politieke invloed, komt niet aan bod.

Immerwahr suggereert dat het Amerikaanse imperialisme in tegenstelling tot het negentiende-eeuwse Britse imperialisme niet zozeer economische uitbuiting, maar eerder politieke invloed tot doel heeft. Maar feitelijk is er ook in het pointillistische wereldrijk ruimschoots sprake van wat Rosa Luxemburg primitieve accumulatie, oftewel roofkapitalisme, zou noemen. Het Amerikaanse imperium wordt immers niet alleen in de lucht gehouden door een grote vloot vliegtuigen, maar drijft tegelijkertijd op een zee van olie. Zoals kolen bij het Britse imperium, is de grootschalige extractie van oliereserves misschien wel de belangrijkste raison d’être van het Amerikaanse wereldrijk. De huidige klimaatcrisis, maar vooral ook de moeizame transitie naar nieuwe energiebronnen, is voor een belangrijk deel te verklaren door het feit dat Amerikaanse macht gebaseerd is op de toegang tot en macht over olie.

How to Hide an Empire is een vlot geschreven en ambitieuze synthese, vol met verrassende historische feiten en onverwachte verbindingen. Immerwahr zet terecht een schijnwerper op het Amerikaanse imperialisme, dat zich al meer dan honderd jaar effectief verbergt achter mooie woorden en hoogdravende intenties. In onze tijd, waarin het globale machtsevenwicht rap verschuift van de Verenigde Staten naar China, zal het oordeel over de Amerikaanse eeuw zeker niet milder worden. Dat is terecht. Net als het Britse Rijk in de negentiende eeuw wordt het Amerikaanse imperialisme gekenmerkt door gewelddadige uitbuiting van grote delen van de wereld ten behoeve van een kleine elite. Deze elite laat een uitgeputte aarde achter, waar – wrang genoeg – de kinderen van de directe slachtoffers van het Amerikaanse imperialisme als eerste opnieuw slachtoffer zullen worden van de door dat imperium veroorzaakte catastrofale klimaatcrisis.