Betoverende gelijkenissen: over de fascinatie met patronen in de hedendaagse neurocultuur
Het hoofdpersonage van Yves Petry’s roman Liefde bij wijze van spreken (2015) kijkt in een gracht en ziet een brein: ‘Ik liet mijn blik ontspannen over het water glijden. Het wiegende web van fonkelingen deed denken aan een brein in actie: dendrieten van licht, gedragen door een grijze massa, vormden wisselende patronen die kwamen en gingen als gedachten, golven, dromen.’ In Petry’s roman is dit niet meer dan een terloopse vergelijking, maar ze zegt veel over de verbeelding van de hersenen aan het begin van de eenentwintigste eeuw. Dit brein op de golven is plastisch en voortdurend in beweging. Het kent geen duidelijk afgebakende regio’s en vaste structuren, maar bestaat uit variabele verbanden tussen neuronen, die, dat zouden neurowetenschappers beamen, in een fMRI-scanner fonkelend kunnen oplichten als de golven in de Amsterdamse grachten op een zonnige dag.