Zijn geur, zijn hand
Wiel Dorssers
Wiel Dorssers

Vanavond wordt de derde Joost Zwagerman Essayprijs voor aanstormend essayerend talent uitgereikt. U leest de zes essays die de jury als kanshebbers uit 312 inzendingen selecteerde in het aanstaande nummer van de Nederlandse Boekengids, en natuurlijk hier, op www.nederlandsenboekengids.com. Aflevering twee: Wiel Dorssers, met zijn essay over de rol van geur en de fluïditeit van de herinnering.
* Abonnees lezen meer. Neem ook een abonnement! *
Essay uit dNBg 2020#6
Uiteindelijk zal ik het over Clearasil moeten hebben, maar nu eerst over patchoeli, die weeïge lucht die mij af en toe uit dat winkeltje op de Haarlemmerdijk toewaait. Ik ben meteen terug op de avond voor Tweede Pinksterdag, als heel Geleen uitliep om hippies te kijken, die voor Pinkpop in een lange losse sliert van station Lutterade over de Groenstraat naar de Rijksweg en naar het sportpark stroomden, in kleren die wij nooit droegen, met kapsels die onze kappers niet knipten, gehuld in een geur die wij niet hadden. Opwindende avonden waren dat, vol belofte. Niet dat ik van die zoete en muffige geur houd, maar hij tilt mij op.
Dit essay komt van de shortlist van de Joost Zwagerman Essayprijs 2020. De prijs is bedoeld voor aanstormend talent dat niet eerder essays in boekvorm gepubliceerd heeft. Uit de ruim 300 inzendingen heeft de vakjury deze zes kandidaatwinnaars gedestilleerd. Interesse in de rest van de shortlist? Lees dan hier verder.
Als patchoeli de geur van belofte is, dan is de lucht van naaldbos die van verlating. Elke keer weer drukt die me neer. Gek is dat: ik weet niet meer welk jaar het was dat mijn ouders mij uitleenden, maar dat het een zondag was staat in mijn geheugen gekerfd.
Neusherinneringen
De neus van het geheugen, zo noemt zintuigonderzoeker Rick Schifferstein van de Technische Universiteit Delft dit fenomeen. Iedereen kent het: je ruikt iets, en van het ene moment op het andere ben je ergens anders, kilometers verderop, jaren en jaren geleden. Het gaat spontaan, onvrijwillig en plotseling. Geen enkel ander zintuig – oog, oor, mond, huid – legt de verbinding met de herinnering zo sterk en snel als de neus. De neus van het geheugen, al is dat een vreemde term omdat het geheugen natuurlijk geen neus heeft.
Toch kun je je herinneringen op gang helpen. Onlangs probeerde ik het nog. Tien minuten lang (het kunnen er ook vijftien zijn geweest) schreef ik zonder pen van papier te halen. Elke zin begon ik met ‘ik herinner me’. De dingen die dan naar boven komen. Ik heb het lijstje hier voor mij liggen. Ergens uit het midden:
Ik herinner me zwemmen in de Loosdrechtse Plassen vorige zomer
Ik herinner me Nostalgia van Tarkovski in het filmhuis in Nijmegen
Ik herinner me de sigaretten van vader en moeder in onze oude Ford Taunus
Ik herinner me die keer dat ik in een weiland in slaap viel en een koe mijn hand likte
Daarmee is het geheugen niet slechts een doorgeefluik van aangename of vervelende herinneringen. Het functioneert chaotisch, is complex, en verre van eenduidig. ‘Herinnering is nooit een directe herbeleving van het herinnerde moment,’ schrijft filosoof en essayist Miriam Rasch in Over herinneringen uit 2010. Dat geldt volgens mij des te meer voor de onvrijwillige herinnering. Die moet eerst verwerkt worden, het bewustzijn passeren, voordat ze betekenis kan krijgen. Daarbij kunnen vertekeningen optreden, vervormingen, aanpassingen, geschiedvervalsing misschien.
Een kort en vinnig moment
Nu kom ik waar ik wezen wil, bij Clearasil. Die lucht vloog mij aan toen ik laatst op straat een belachelijk aantrekkelijke tienerjongen voorbijliep. Plotseling voelde ik me rot. En waakzaam. Ik keek om of mijn oudere broer niet misschien achter mij liep. Hij smeerde dat middeltje op zijn gezicht om hem van zijn puistjes af te helpen. Die ouderwetse, medicinale geur uit het verleden was ik bijna vergeten, maar opeens rook ik hem weer.
Ik bleef even duizelig stilstaan, keek toen de jongen nog eens na, dacht wat aan mijn broer en aan die tijd, en liep verder naar waar ik ook heen op weg was.
Voordat het een herinnering wordt, moet ik mij, zoals Miriam Rasch schrijft, in tweeën delen, van een afstandje naar mijzelf kijken. Pas dan maak ik van die onmiddellijke emotie een herinnering.
Ik herinner me dat ik als een plank in bed lig
Ik herinner me de dekens die licht omhooggaan
Ik herinner me handen die zich uitstrekken
Ik herinner me mijn verwondering dat ik opeens nat ben
Nu lichten ook andere beelden op.
Ik herinner me een ochtend, mijn broer en ik, alleen thuis
Ik herinner me de trap op te lopen, ik eerst, hij achter mij aan
Ik herinner me verlegenheid en opwinding
Deze beelden vormen geen feitenverslag, geen huishoudboekje, geen proces-verbaal. Ze liggen in mijn geheugen, ergens, verspreid, als op die rommelzolder, en komen omhoog bij een enkel vlaagje Clearasil in de lucht. Maanden gaan voorbij zonder dat ze zich aan mij vertonen. Wat lagen ze daar al die tijd te wachten?
Ik herinner me dat ik in bed lig, wakker
Ik herinner me het piepen en doorzakken van de spiraalbodem
Ik herinner me dat ik doe alsof ik slaap
Er is geen sprake van schaamte of boosheid, nu ik dit opschrijf. Twee puberbroers delen een bed. Waarom wil ik dan elke keer als ik Clearasil ruik in een kuil kruipen, me ergens aan vastgrijpen, vooroverbuigen om over te geven? Met geen andere geur heb ik dat, ook niet met die van dennenbomen. Een kort en vinnig moment. Het heeft een kras, een stempel achtergelaten, iets dat met één enkel geurtje meteen tevoorschijn springt. De Clearasil lijkt mij te waarschuwen: wij, herinneringen, liggen hier rustig in jouw geheugen, maar we komen achter je aan als wij dat willen.
Hoe ongetemd ook, het moment is van korte duur. Als ik vijf seconden later mijzelf weer ben, is er niet veel aan de hand. Ik denk er wat over na, haal de situatie nog eens voor de geest, opzettelijk, nadrukkelijk, ik stap zo van het geheugen op de herinnering over, en heb nauwelijks ergens last van. Wat valt er te waarschuwen?
Het herinneren en het herinnerde
Hoe komt het dat ‘het herinneren’ zo uiteenloopt met ‘het herinnerde’? In Waarom het leven sneller gaat als je ouder wordt uit 2001 schrijft Douwe Draaisma over een vrouw in de trein die het parfum van een medereiziger ruikt. Van het ene op het andere moment voelt ze zich ongelukkig, denkt dan aan haar vroegere dansleraar met hetzelfde parfum en aan hoe beroerd ze altijd was tijdens de danslessen. Een andere vrouw die hij aanhaalt voelt zich bij het lezen plotseling alleen en realiseert zich dat het boek dat ze leest net zo ruikt als de boeken uit haar eenzame kindertijd. Een man wordt gelukkig bij het ruiken van zaagsel en herinnert zich zijn zorgeloze jeugd in de zaagmolen van zijn vader. Bij de personages uit het boek van Draaisma lopen ‘het herinneren’ en ‘het herinnerde’ mooi in de pas.
Misschien is er nog een andere reden voor dat niet in de pas lopen. Met geuren worden vaak de sleutelmomenten uit iemands leven opgeroepen, stellen geurwetenschappers. Wat die momenten zijn, kun je pas later, in retrospectief, bepalen. Van een gebeurtenis weet je op het moment dat die zich afspeelt niet altijd welke rol die later gaat spelen, of die je, zoals Herta Müller schrijft, ‘bagage meegeeft voor de toekomst’. Dat geldt voor de avond met de hippies voor Pinkpop, voor die warme zomerdag in de Peel, voor mijn broer en mij. Ik geloof niet dat ik toen dacht sleutelmomenten uit mijn leven mee te maken.
Dit is allemaal achteraf. Er zijn meer details verloren gegaan dan bewaard gebleven. Hoe oud ik precies was, wie er nog bij ons thuis woonde en wie niet, hoe het begon, hoe lang, hoe vaak, dat weet ik allemaal niet meer, en het speelt ook geen enkele rol. Af en toe fonkelt er opeens een lichtje door een nevel van onduidelijkheden.
***
Patchoeli, dennenbomen en Clearasil. Drie geuren. Ze laten mij niet vergeten waar ik ben opgegroeid, wat ik heb meegemaakt, maar ook wie ik ben: een blijmoedige en opgewekte man, snel enthousiast, vaak bang om alleen te blijven, soms wat onhandig met seks. Pinksteravonden in Geleen. De zondag in Heel. Zijn geur, zijn hand.
Herinnert mijn broer zich deze episode? Denkt hij ook wel eens aan die tijd, aan mij? Bij welke geur dan, hoe rook ik? En als hij mij ruikt, versteent hij dan net als ik een moment, of grijnst hij alleen maar even en gaat dan door met waar hij mee bezig was, het gras maaien, zijn motor poetsen, de afwas met zijn vrouw?