Advertentie
Princeton-university-press

Je eerste schreeuw: over het hedendaagse abortusdebat

Er is in de tweeënveertig jaar sinds het verschijnen van Jan de Bruijn’s baanbrekende Geschiedenis van de abortus in Nederland het nodige veranderd in onze kijk op abortus. Trudy Dehue herleest het werk en trekt de lijn door naar vandaag – langs de impact van de Wet Afbreking Zwangerschap (1984), de Amerikaanse culture wars en de pretecho. Wat blijkt: het zelfbeschikkingsrecht van de (zwangere) vrouw heeft een geduchte nieuwe tegenstrever gevonden in de commercie.

Abortus was ook onze afgelopen verkiezingen terug van nooit weggeweest, getuige de vele acties ertegen van Kees van der Staaij (SGP) en de grievende term ‘afkoelperiode’ die Don Ceder (CU) voor de verplichte bedenktijd gebruikte. In september 2020, in de aanloop naar de Amerikaanse verkiezingen, zette Time de Nederlandse arts en abortusactivist Rebecca Gomperts op haar lijst met honderd meest invloedrijke personen van dat jaar. ‘In deze tijd van angst en onzekerheid is Gomperts een baken van hoop, die opkomt voor het principe dat veilige abortus een mensenrecht is.’, luidde de toelichting. Ze moest de eer echter delen met uitgerekend Donald Trump, die zoals bekend had gezegd dat je vrouwen ‘bij hun poes moet grijpen’. Dit terwijl hij eerder al – gehuld in een donker pak en bijgestaan door een kring dito geklede mannen – de stopzetting ondertekende van Amerikaanse financiering voor organisaties die ergens ter wereld abortushulp bieden, of daar zelfs maar over adviseren.

Joe Biden draaide deze maatregel recentelijk terug en het is te hopen dat hij tevens wat kan doen aan de uiterst strenge abortuswetgeving in een aantal Amerikaanse staten – voortgevloeid uit het daar gehuldigde rechtsbeginsel dat elke bevruchte eicel geldt als een kind. Michele Goodwin, hoogleraar rechtswetenschap in Californië en activiste, beschrijft in haar boek Policing the Womb (2020) de vergaande consequenties van dat beleid. Vrouwen met een zwangerschap nadat ze ‘bij hun poes gegrepen’ zijn, of vrouwen zwanger van nauwelijks levensvatbare kinderen krijgen bijvoorbeeld ook geen abortus meer. Een ander gevolg is dat armlastige zwarte vrouwen na een miskraam een gevangenisstraf hebben gekregen vanwege zogenaamd ‘gebrekkig prenataal moederschap’.

Hoe is het ondanks alles ook in Nederland vanzelfsprekend geworden om ongeborenen al als ‘kinderen‘ of ‘baby’s‘ te bezien?

Gomperts toonde zich intussen nuchter over haar uitverkiezing en greep de persaandacht vooral aan om de zaak zelf nog eens te bepleiten. Ze besprak bijvoorbeeld de vroege medicamenteuze vorm van abortus, tot maximaal negen weken na de laatste menstruatie, die een huisarts zou moeten mogen voorschrijven. In sommige landen mag dat, maar in Nederland bijvoorbeeld niet. Gomperts’ organisatie Women on Web leert vrouwen daarom in allerlei talen hoe ze zich ook zonder arts met abortuspillen kunnen behelpen, en laat de medicatie zo mogelijk per post aan hen bezorgen. Bij een van de interviews werd het haar echter moeilijk gemaakt. Fidan Ekiz en Renze Klamer, presentatoren van het tv-programma De Vooravond, wilden haar niet alleen feliciteren, maar ook een discussie voeren over abortus. Al ging dat tastend en op vriendelijke toon, Ekiz sprak van het leggen van ‘de schuld bij zo’n kind’ en wilde Gomperts’ mening horen over de ‘feestelijke stemming’ die volgens haar rond abortus bestaat. Medepresentator Klamer stelde ongeborenen eveneens als echte kinderen voor. Hij had het over ‘zo’n baby’tje’ dat ‘toch ook rechten heeft’ en vond verder dat de voorstanders van de abortuswet de discussie ‘net zo in de extremen voeren’ als de tegenstanders.

De schrijvende pers viel na de uitzending over de ‘abortuskritische’ presentatoren heen. Die zouden dan zeker ook tegenstanders zijn van het vrouwenkiesrecht en het homohuwelijk, veronderstelde ze. Dat soort reacties miskent echter de taak van presentatoren om discussies aan te zwengelen en bevestigt het idee dat er met de voorstanders van abortus niet te praten valt. Een andere optie is de gewraakte opmerkingen in een historische context te plaatsen en de vraag te stellen hoe het ondanks alles ook in Nederland vanzelfsprekend is geworden om ongeborenen al als ‘kinderen’ of ‘baby’s’ te bezien.

Het kleine onzichtbare wezentje

De vier eeuwen tot vlak voor de Nederlandse legalisering van abortus in 1984 zijn in 1979 indrukwekkend beschreven in Jan de Bruijns Geschiedenis van de abortus in Nederland. De Bruijn is zowel jurist als historicus, wat de rijkdom en zorgvuldigheid van zijn analyse ten goede komt.

De Bruijn pluist talloze oude wetten uit en vertelt zijn lange verhaal met een aangename mengeling van distantie en betrokkenheid. Zelfs zijn eindnoten bieden een schat aan leerzame informatie. Daarin bespreekt hij bijvoorbeeld het oude Romeinse recht dat een ongeborene aanvankelijk als een lichaamsdeel van een zwangere beschouwde, waardoor abortus haar eigen zaak was. Dat keizer Septimius Severus zwangerschapsafbreking in de derde eeuw wel strafbaar stelde, was niet om morele redenen maar vanwege slinkend Romeins nageslacht. Voor de Katholieke Kerk was bescherming van ongeborenen wel een argument, al vermeed zij tot in de negentiende eeuw de dichotome classificatie van ‘slechts lichaamsmateriaal’ versus een ‘echt kind’. In plaats daarvan hanteerde ze een graduele benadering, waarbij een bevruchte eicel gaandeweg meer mens wordt. Ze baseerde zich ook op Aristoteles, die had gesteld dat de embryonale ziel aanvankelijk plantaardig was, vervolgens dierlijk werd, om pas verderop in de zwangerschap menselijk te worden.

Die stadia voltrokken zich bij jongetjes eerder dan bij meisjes, meenden de geleerden (mannen dus) tot in de achttiende eeuw en dus ontstonden er eeuwenlange debatten over het tijdstip waarop de ziel precies in een jongetje dan wel een meisje verschijnt. Maar deze discussie bleef scholastisch, want het geslacht van ongeborenen viel niet te bepalen en het was ook onduidelijk wanneer een zwangerschap precies begonnen was en hoe lang zwangerschappen normaliter duren. Zwangeren zelf hadden het over ‘een vrucht’ of over ‘een vreemdeling’ en de achttiende-eeuwse dichteres Anna Laetitia Barbauld dichtte over ‘het kleine onzichtbare wezentje’ dat ‘deel van haar zelf, maar ook onbekend voor haar zelf’ was. Het voelen van beweging in je buik was voor hen de meest heldere aanwijzing dat zich daarin een zelfstandig wezen bevond. Dat soort ervaringskennis van vrouwen heette uiteraard ‘subjectief’, maar als alledaags criterium bij het abortusvraagstuk was hij voorlopig afdoende.

De Bruijn bespreekt het oude Romeinse recht dat een ongeborene aanvankelijk als een lichaamsdeel van een zwangere beschouwde. De Katholieke Kerk hanteerde een graduele benadering, waarbij een bevruchte eicel gaandeweg meer mens wordt.

Het gebruik van giftige kruiden is een eeuwenoud abortusmiddel, en het gewenste effect werd ook verwacht van het aderlaten via de voet, of anders van puntige voorwerpen die in de baarmoeder werden gestoken. Dergelijke pogingen waren gevaarlijk en bij gevorderde zwangerschappen eigenlijk ook verboden, maar ze leidden nauwelijks tot vervolging en werden bij een gewenst resultaat niet als moord bestraft. Daaraan veranderde weinig nadat de katholieke kerk afstand nam van het idee van een aanvankelijk dierlijke ziel en alle vormen van abortus verbood. De praktijk veranderde eveneens niet toen er eind negentiende eeuw een nieuw Nederlands wetboek kwam, met extra strafmaatregelen voor professionele hulp bij een abortus. De opsporing bleef schier onmogelijk en de strengere wetgeving leidde slechts tot meer soorten onveilige pogingen. Vrouwen liepen ernstige vergiftigingen op, infecties en geperforeerde lichaamsdelen, zoals een doorgestoken buikwand omdat daar menig hoedenspeld doorheen ging. Ze kregen ook luchtbellen in hun aderen, zeepsop in hun buikholte, of ze overleden aan ontstekingen door bedorven resten van een onvolledig verwijderde vrucht. De prijs die ze betaalden was dus doorgaans niet de straf van justitie, maar bestond uit schuldgevoelens, angsten, pijnen, onvruchtbaarheid, en ander blijvend letsel. Niet zelden leidden dit soort pogingen zelfs tot een afschuwelijke dood, waarbij eerdere kinderen moederloos achterbleven.

Geweldloze wapens

Deze historische verhalen laten ook zien hoe wanhopig vrouwen van alle tijden zich van een ongewenste zwangerschap kunnen willen ontdoen. De Bruijn vertelt dat er pas verandering in de abortuswetgeving kwam toen ontzag voor menselijk leven an sich in de tweede helft van de twintigste eeuw gaandeweg veranderde in respect voor het welzijn van reeds geboren mensen en daarmee voor de levenskwaliteit van toekomstige kinderen. Dat was ook de periode dat een hernieuwd feminisme de taaie strijd voor de legalisering van abortus opnam. Leuzen als ‘Baas in eigen buik’ kent haast iedereen nog wel, maar misschien zonder te beseffen wat een enorme historische ommekeer die vier simpele woorden inhielden.

De Wet Afbreking Zwangerschap bestempelt zwangerschapsafbreking nog altijd als een misdrijf.

Bij onderzoek voor mijn eigen komende boek (over de macht van classificeren, onder andere van ongeborenen) kwam ik tot ver in de twintigste eeuw experimenteel wetenschappelijk onderzoek tegen met soms nog levende foetussen, verkregen uit vrouwen die daarvoor niet eens om toestemming hoefde te worden gevraagd. Nadat het vrouwelijk lichaam dus eeuwenlang een instrument was geweest in handen van anderen, slaagden vrouwen er in de tweede helft van de twintigste eeuw eindelijk in de juistheid en noodzaak van zeggenschap over het eigen lichaam te agenderen. De manier waarop zij dat deden, met taalgevoel en humor in plaats van met geweld, kreeg ten onrechte het verwijt ‘feestelijk’ te zijn. In feite gebruikten zij de enige geweldloze wapens waarover zij konden beschikken.

De Bruijns geschiedenis loopt tot 1979 en eindigt met de voorspelling dat er in Nederland nog lang geen ruimhartiger abortuswet zal komen. Vijf jaar later zou hij daar ongelijk in krijgen, al werd de Wet Afbreking Zwangerschap (Wafz) lang niet zoals de pleitbezorgers hem hadden gewild. Deze wet die in 1984 inging, bestempelt zwangerschapsafbreking nog altijd als een misdrijf, maar staat bij zwangerschappen van minder dan vierentwintig weken een uitzondering toe als een abortusarts ermee kan instemmen dat een vrouw door haar zwangerschap in een noodsituatie verkeert. Tegenstanders van de wet zijn ertegen blijven protesteren terwijl veel voorstanders abortus uit de strafwet willen halen, en de verplichte bedenktijd plus de beslissingsbevoegdheid van een arts willen schrappen Wordt de discussie sindsdien door zowel voor- als tegenstanders ‘in de extremen gevoerd’, zoals Klamer stelde?

De zwangerschapsecho zou een welkom medisch instrument worden, maar tegelijk de medicalisering van zwangerschap bevorderen en een wapen gaan vormen voor partijen die zich verzetten tegen de abortuswet.

Actualiteit

De Bruijn kon ook de opkomst van de zwangerschapsecho niet meenemen. Die maakte het voor het eerst mogelijk om voorstellingen te maken van bewegende ongeborenen zonder die bij dat proces te doden. De zwangerschapsecho zou een welkom medisch instrument worden, maar tegelijk de medicalisering van zwangerschap bevorderen en een wapen gaan vormen voor partijen die zich verzetten tegen de abortuswet. Terwijl echo’s daarvoor nooit een bewijs kunnen zijn, grepen anti-abortusactivisten ze aan om te betogen dat ongeborenen al echte kinderen zijn. Met de term ‘de stille schreeuw’ suggereren ze sindsdien dat embryo’s en foetussen schreeuwen tijdens een abortus, terwijl ze tevens bewoordingen gebruiken als ‘de babymoordindustrie’, ‘het elimineren van mensen’, ‘gaskamers’ en ‘slavernij’. Degenen die betogen dat bepaalde vormen van abortus mogelijk moeten zijn, hebben het daarentegen louter over zichzelf met bescheiden uitdrukkingen als ‘baas in eigen buik’, ‘het onbehagen van de vrouw’, ‘Dolle Mina’ en het meer hedendaagse ‘Women on Web’ of ‘SheDecides’.

Jonge vrouwen die over hun eigen abortus spreken – in bijvoorbeeld de recente documentaire Overtijd – tonen zich eveneens verre van extreem of feestelijk. Zelfs bij hedendaagse veilige abortussen is dat heel begrijpelijk. De alomtegenwoordige classificatie van ongeborenen als kinderen draagt bij aan het verdriet en schuldgevoel. Echo’s vertellen bijvoorbeeld al gauw of er een jongetje of meisje in aantocht is, zodat het komende kind geen ‘kleine vreemdeling’ meer is, maar ver voor de geboorte zijn of haar voornaam al kan krijgen. De gadgets met die naam worden vast aangeschaft en de verdere commercialisering van de echo doet de rest. Alleen al op hun websites leren aanbieders van pretecho’s mensen om in het kleinste embryo al een ‘kindje’ te zien. Dat doen daarnaast de talloze websites met zwangerschapskalenders, en voorlichtende boeken en video’s. En dan hebben we het nog niet gehad over de fabrikanten van zwangerschapsspeelgoed als de ‘plug & play babywatcher’, die je kunt aansluiten op je laptop om je virtueel uitgenomen ‘baby’ te observeren achter glas met een omlijsting van kunststof, en de beelden te delen op sociale media. Het is nu zelfs doodgewoon om bij een zwangerschap van zes weken te spreken van ‘een kloppend hartje’, ondanks het protest van gynaecologen dat verfijnde hedendaagse apparatuur weliswaar een bewegende structuur registreert, maar dat die nog lang niet de vorm en functie heeft van een menselijk hartje.

De katholieken van vroeger zagen het echter goed: zwangerschap is een continu proces waarin beetje bij beetje steeds wat meer menselijkheid ontstaat.

Hoewel geneeskundestudenten leren dat het hartje-in-aanleg vooral lijkt op dat van een vis, waren Klamer en Ekiz dus geen uitzondering toen ze in De Vooravond over embryo’s en foetussen als baby’s spraken. De katholieken van vroeger zagen het echter goed: zwangerschap is een continu proces waarin beetje bij beetje steeds wat meer menselijkheid ontstaat. De natuur kan nooit het afbreekpunt bepalen waarop er voor de geboorte al een echt kind is ontstaan, ook niet als mensen haar bestuderen met door hen zelf ontworpen apparatuur die nooit een neutraal beeld kan leveren. We moeten daarom onvermijdelijk op eigen deugdelijk denkwerk varen, trouwens ook om onze geboortedag gewoon te blijven vieren op de datum waarop de fysieke verbintenis met het lichaam van onze moeder is verbroken. Mocht enig politicus of tv-presentator ooit voorstellen ieders begin als bevruchte eicel ook hiervoor maatgevend te maken, dan wil ik vast een goed tegenargument naar voren hebben gebracht: je geboorte was ‘de grootste en meest abrupte fysiologische verandering die ieder van ons ooit zal meemaken’, zoals hoogleraar kindergeneeskunde Arjan te Pas het onlangs zei – om vervolgens uit te leggen wat je hebt doorgemaakt vlak voordat je eerste schreeuw indertijd uit je vers geopende longetjes en stembandjes kwam.

Verder lezen

— M. Goodwin, Policing the Womb: Invisible Women and the Criminalization of Motherhood (Cambridge UP 2020).
— A.B. te Pas, De Equilibrist (Oratie Universiteit Leiden 11-2-2019).