De tragiek van kwetsbaarheid
In What World Is This? pleit Judith Butler voor een interdependent en radicaal gelijkwaardig begrip van kwetsbaarheid, pandemische beleid en coronasterfte. Filosoof en arts Marli Huijer plaatst kanttekeningen bij Butlers fenomenologische pleidooi, omdat nu eenmaal ‘niet alle kwetsbaarheid sociaal te verklaren is’: ‘Butler introduceert met hun principe van radicale gelijkheid een maakbaarheid van het menselijke lot die ver afstaat van de fysieke werkelijkheid van het kwetsbare, menselijke lichaam.’
Besproken boeken
-
Judith Butler What World is This? A Pandemic Phenomenology (Columbia University Press 2022), 144 blz.
‘Een wonder in de menselijke geschiedenis’, zo duidde de Chinese Communistische Partij haar aanpak van de COVID-19-epidemie in februari van dit jaar. Geen ander land zou zich zo succesvol door de pandemie hebben geslagen als China. Nadat in december 2022 het jarenlange zerocovidbeleid werd opgeschort, was het even spannend geweest. Maar de golf aan besmettingen, met tienduizenden doden als gevolg, leek alweer op zijn retour.
Is een snel ingezet en lang volgehouden zerocovidbeleid de beste manier om met de coronapandemie om te gaan? Volgens de officiële cijfers ligt het dodental ten gevolge van corona in China aanzienlijk lager dan in Amerika en in Europa. Maar hoe betrouwbaar zijn de geleverde data? Wat telt als een coviddode? In hoeverre had China er voordeel van dat het virus onder de bevolking van andere landen rondging waardoor er mildere varianten ontstonden? En hoe ziekmakend en dodelijk was het zerocovidbeleid zelf eigenlijk?
Het oordeel over wat op wereldschaal de juiste omgang met een pandemie is, zou het resultaat moeten zijn van een zorgvuldige afweging van de voor- en nadelen van een streng versus een laisser-faire-beleid, plus alle varianten daartussen. Dat oordeel kan niet alleen berusten op ziekte- en sterftecijfers, maar er moet ook rekening worden gehouden met waarden die het leven betekenis geven, zoals vrijheid, sociaal contact of democratie. Het ongekende en wijdverbreide protest in China, dat aan de stopzetting van het zerocovidbeleid voorafging, laat zien dat mensen bereid zijn hun leven te geven in de strijd om meer bewegingsvrijheid. Het uitsluiten van alle risico’s op ziekte of sterven kan er blijkbaar ook toe leiden dat mensen hun bestaan niet langer de moeite waard vinden. In de preventie van ziekten en de dood is daarom ook altijd aandacht nodig voor de impact die de preventie heeft op de kwaliteit en betekenis van het bestaan.
In de verwachting zo’n afgewogen oordeel voorgeschoteld te krijgen begon ik aan What World Is This? A Pandemic Phenomenology van Judith Butler. De Amerikaanse filosoof, die bij voorkeur met ‘zij/hen’ wordt aangesproken, keert zich in deze bundel tegen het ‘necropolitieke’ covidbeleid van de Amerikaanse oud-president Donald Trump. Als alternatief voor dit beleid presenteert Butler een politiek die uitgaat van radicale sociale gelijkheid. Daarin verdienen alle levens, hoe zwak, ziek, oud, kwetsbaar, beschadigd of verwaarloosd ook, een gelijke waardering en een gelijke bescherming tegen de dood. Butler beroept zich op de fenomenologie om dat argument te maken: via de zintuigen kunnen we ervaren dat we relationele, interactieve wezens zijn, die op velerlei manieren verbonden zijn met en afhankelijk zijn van de wereld waarin we leven. Die ervaring helpt om te doordenken wat nodig is om de wereld zo te organiseren dat deze voor iedereen leefbaar en bewoonbaar is.
Als filosoof kost het me weinig moeite om in dit betoog mee te gaan. Maar als (voormalig) arts blijf ik haken bij het woord ‘oud’: verdient ieder oud leven een gelijke bescherming tegen de dood? Heeft een 90-jarige evenveel recht op een ic-bed als een 35-jarige? Gezien de ‘natuurlijke’ veroudering van het menselijke lichaam zou ik zeggen van niet. Het lichaam van 90-jarigen is door die veroudering zo kwetsbaar voor ziekten, aandoeningen en de dood, dat als het de ic al overleeft, het vaak snel aan iets anders bezwijkt. Butler heeft geen oog voor die ‘natuurlijke’ kwetsbaarheid van het oude lichaam. Verschillen in kwetsbaarheid zijn bij hen steeds terug te voeren op eerdere of huidige sociale ongelijkheden. Hun imperatief ‘dat alle levens gelijk zijn of gelijk moeten worden behandeld’ laat geen ruimte om tot een afgewogen oordeel te komen over hoe andere waarden, die het leven betekenis geven, zich verhouden tot de waarde van het leven op zich. De mogelijkheid dat een pandemie endemisch wordt, zoals inmiddels in veel landen het geval is, lijkt bij Butler uitgesloten.
Kwetsbaarheid
Zolang er mensen bestaan, is het ene mens kwetsbaarder voor infectieziekten, kanker, diabetes, artrose, hart- en vaatziekten en talloze andere aandoeningen dan het andere. Een deel van die kwetsbaarheid is te begrijpen vanuit eerdere sociale omstandigheden. Zo kan bij grootouders door langdurige blootstelling aan honger of pesticiden een verandering in de programmering van hun genen zijn opgetreden, waardoor er in volgende generaties ziekten optreden. De bron van de kwetsbaarheid kan ook liggen in de omgeving waarin de foetus en vervolgens het kind opgroeit. Uitgroeien in de baarmoeder van een zwangere die alcohol of drugs gebruikt, geeft andere levenskansen dan wanneer de persoon in kwestie deze middelen niet gebruikt. Ook na de geboorte heeft de omgeving – dat wil zeggen de kwaliteit van de lucht, de voeding en de sociale en psychische omgeving – invloed op de gezondheid. Datzelfde geldt in het latere leven: werkloosheid, slechte huisvesting, slechte voeding, weinig scholing, weinig lichaamsbeweging, depressie, roken, drugs of alcohol hebben een negatieve invloed op de gezondheid. Vaak is er sprake van een vicieuze cirkel: mensen die van jongs af aan in een minder kansrijke omgeving opgroeien, hebben ook later maatschappelijk en sociaal minder kansen en daardoor een lagere levensverwachting. Nature en nurture gaan hier in elkaar over: het ‘natuurlijke’ lichaam wordt kwetsbaarder wanneer de sociale omstandigheden het belemmeren om tot bloei te komen. Het ene kwetsbare lichaam brengt vervolgens een volgend kwetsbaar lichaam voort.
Maar niet alle kwetsbaarheid is sociaal te verklaren; met name die van de hoge leeftijd niet. Nederlanders zijn sinds het midden van de negentiende eeuw gemiddeld steeds langer gaan leven, maar dat doet weinig af aan de kwetsbaarheid van ouderen voor aandoeningen en ziekten. Na het zeventigste jaar neemt die progressief toe, waardoor rond de honderd vrijwel iedereen dood is. De langere levensduur is dan ook niet zozeer te danken aan een verminderde kwetsbaarheid voor ziekten of de dood, maar aan de medische en sociale inspanningen om mensen die kwetsbaar zijn zo lang mogelijk in leven te houden. Die met de leeftijd toenemende kwetsbaarheid, die ‘natuurlijk’ of ‘ontologisch’ is te noemen (we kennen het als iets wat tot de natuur of het ‘zijn’ van de mens behoort), verklaart waarom de sterfgevallen door COVID-19 in Nederland voor bijna 90 procent zeventigplussers zijn. Zij zijn het kwetsbaarst voor de dood.
Iedere preventie of medische behandeling die voorkomt dat mensen in de laatste levensfase aan de ene ziekte overlijden, zoals corona of een beroerte, vergroot de kans om te overlijden aan een andere ziekte, zoals kanker of dementie. Die natuurlijke kwetsbaarheid ten gevolge van veroudering speelt geen rol in Butlers denken over de pandemie: hun uitgangspunt is dat ieder leven, hoe oud of jong ook, evenveel bescherming verdient.
Een nieuwe kijk op de wereld
Hoe komt Butler tot deze imperatief? De auteur opent met de vraag: ‘Wat voor wereld is het waarin een pandemie kan optreden?’ De gemiddelde viroloog zou antwoorden dat het gewoon de aarde is, een paradijs voor virussen, die er al miljoenen jaren verblijven. Virussen, die de cellen kunnen binnendringen en hun genetisch materiaal daar kunnen overdragen, hebben een dominante rol gespeeld in de evolutie van dier en mens tot complexe organismen. Virussen zijn ook nu van levensbelang.
Maar ze kunnen ook dodelijk zijn. Die mortaliteit neemt toe naarmate er meer mensen op aarde zijn, zij onderling meer contact hebben en het aantal andere levende organismen waar het virus terechtkan, afneemt. Virologen waarschuwen daarom al decennia voor een wereldwijde pandemie.
Butlers vraag is echter anders bedoeld. Het gaat hun niet zozeer om de oorzaken van de pandemie, maar om hoe we de pandemische wereld ervaren. Hun antwoord is dat de pandemie ons een nieuwe kijk op de wereld geeft. Anders dan vaak gedacht blijken we geen afgesloten en begrensde individuen, maar door en door relationele wezens die in voortdurend contact met de wereld staan, en die wereld ook met ons. De pandemie laat ons nog meer dan voorheen ervaren dat er een continue interactie is tussen lichaam en wereld. Aan die interactie hebben we ons leven te danken, wat we merken als we ademhalen, drinken of ons voeden. Maar we kunnen ook sterven aan die interactie.
Met een beroep op de fenomenologie van de Duitse filosoof Max Scheler (1874-1928) stelt Butler dat de pandemie een tragische gebeurtenis is. Dat betekent dat er iets van waarde wordt vernietigd, in dit geval ‘de waarde van levens’. Tragisch betekent bij Scheler dat de elementen die ons leven steun bieden, zoals de lucht die we inademen of het voedsel dat we eten, ook dodelijk kunnen zijn. De pandemie actualiseert het besef daarvan en zet ertoe aan om over die wereld na te denken: ‘Wat maakt een leven leefbaar?’, ‘Wat zorgt voor een bewoonbare wereld?’, ‘Onder welke voorwaarden kan het leven zo worden geleefd dat dit de continuering van het leven zelf bevestigt?’ Die vragen overlappen, want wil het leven leefbaar en duurzaam zijn, dan moet het zich afspelen in een bewoonbare wereld: met schone lucht, gezond voedsel, schoon water en bescherming tegen de natuurlijke elementen.
Butler stapt na Scheler over op de Franse fenomenoloog Maurice Merleau-Ponty (1908-1961). Die liet veel eerder al zien dat mensen niet tegenover of buiten de wereld staan, maar er onderdeel van uitmaken. Ieder van ons is lichamelijk verbonden met alles wat er in de wereld is, waaronder mensen, dieren, voorwerpen, lucht en water. Zelfs als we in quarantaine zijn, zijn we verbonden met de wereld, omdat de wereld ons maakt tot wezens die kunnen aanraken, zien, horen en ademen. Zonder die tastbare, zichtbare, aanraakbare wereld, met haar lucht, voedsel, schuilplaatsen en infrastructuren, waaronder de gezondheidszorg, zouden we niet overleven. Butler wil die interdependentie nu een bredere politieke betekenis geven.
Politiek van interdependentie
Denken vanuit interdependentie, waarin alles en iedereen met elkaar verbonden is, is niet nieuw. Maar, zo stelt Butler, door de pandemie ervaren we pas echt dat het ‘ik’ ook altijd een ‘wij’ is en dat het ‘ik’ niet kan leven zonder levende processen en levende anderen. Dat is de ‘grote ethische en sociale les’ die de pandemie ons leert. Niet alleen de pandemie leert dat overigens, ook de klimaatverandering, in het hart waarvan de pandemie zich voordoet, maakt invoelbaar dat de wereldwijde interdependentie een zaak van leven of dood is.
Hoog tijd, vindt Butler, dat die interdependentie in de politiek doordringt. We moeten op zoek naar ‘de beste vorm van interdependentie’, en dat is volgens hen een interdependentie die het duidelijkst de idealen van radicale gelijkheid belichaamt.
Waarom dat zo is, legt Butler slechts in negatieve zin uit: ongelijkheid gaat ten koste van de levens van de meest kwetsbaren. Hen verwijt de toenmalige Britse premier Boris Johnson, die in het voorjaar van 2022 de samenleving weer openstelde, dat hij daarmee de waarde van het leven van kwetsbare mensen schond. Die moesten zichzelf maar zien te beschermen. Ook het in 2020 door Trump gevoerde beleid is hun een doorn in het oog. Door de gezondheid van de economie boven de gezondheid van de bevolking te stellen vielen er onnodig veel doden onder vooral de kwetsbaarste Amerikanen: arme mensen, Zwarte mensen, ouderen en mensen met lage weerstand. Trumps aanpak werd ingegeven door een calculerende manier van denken: hoeveel en welke levens kunnen we verliezen? Exemplarisch voor deze ‘doodsdrift die in het hart van de kapitalistische machine bloeit’ zijn volgens Butler de tabellen met sterftecijfers en de berekening van het aantal sterfgevallen dat acceptabel is om de economie draaiende te houden.
Butlers woede over het door Trump gevoerde beleid is terecht. De bescherming van kwetsbaren kreeg in Amerika in het eerste jaar van de pandemie een te lage prioriteit en dat ging, mede door de ongelijke toegang tot de gezondheidszorg in het land, vooral ten koste van mensen die toch al in een minder bevoorrechte positie verkeerden, onder wie veel zwarte Amerikanen en mensen met een Latijns-Amerikaanse achtergrond. Toch waren ook daar uiteindelijk de ouderen het kwetsbaarst: ruim 75 procent van de coviddoden was 65+, meldt de Centers for Disease Control and Prevention. Hadden alle ouderen in Amerika en elders, ongeacht hun hoge leeftijd en de daarmee gepaard gaande grotere kwetsbaarheid voor virale infecties, gelijkelijk tegen de dood beschermd moeten worden? Ultiem vereist dat een zerocovidbeleid. Helaas pakt de economische en sociaal-emotionele schade die dat geeft opnieuw het nadeligst uit voor mensen in toch al kwetsbare posities.
Geen waardenafweging
Hoe goedbedoeld een pleidooi voor radicale gelijkheid ook kan zijn, het geeft geen garantie op gelijkheid. Politiek filosoof Hannah Arendt waarschuwde daar midden vorige eeuw al voor. In The Origins of Totalitarianism noemt ze het streven naar gelijkheid ‘een van de grootste en meest onzekere strevingen van de moderne mensheid’. Dat komt doordat de daadwerkelijk bestaande verschillen tussen mensen, zoals die in huidskleur of leeftijd, des te meer opvallen naarmate de omstandigheden gelijker worden. Dat kan rancune jegens hen geven, maar hen juist ook aantrekkelijk maken. Het paradoxale gevolg is dat mensen daardoor ongelijker kunnen worden.
Ook de radicale gelijkheid die Butler wil bevorderen is een onzeker avontuur. De bestaande natuurlijke en sociaalhistorische verschillen in kwetsbaarheid zullen meer opvallen naarmate de omstandigheden waarin we leven gelijker worden en naarmate de bescherming van de verschillende omstandigheden en uitgangsposities meer wegvallen. De ‘schuld’ voor de ongelijkheden die er dan nog zijn, zal bij de kwetsbaren zelf komen te liggen. Want als er alles aan is gedaan om hen tegen corona te beschermen, dan moet het wel hun eigen schuld zijn als ze toch besmet raken.
Butler introduceert met hun principe van radicale gelijkheid een maakbaarheid van het menselijke lot die ver afstaat van de fysieke werkelijkheid van het kwetsbare, menselijke lichaam. Het is tragisch dat die kwetsbaarheid bij het leven hoort en dat we die, hoe goed we ook voor elkaar zorgen, nooit volledig kunnen overwinnen. Toch is dat geen reden om een radicaal gelijke bescherming tegen kwetsbaarheid te eisen. Of te eisen dat we publiekelijk om ieder sterfgeval evenveel moeten rouwen. We moeten juist nadenken over de verhouding tussen de waarde voor het leven zelf, het biologische leven, en al die waarden die het leven en het samenleven, en de kwetsbaarheid ervan, waardevol maken. Daartoe kunnen waarden van nabijheid of van politieke ontmoetingen behoren, maar ook de waarde van het sociale en politieke leven, onderwijs, bewegingsvrijheid en van de economie – want ook armoede heeft een negatieve impact op de levensverwachting.
Door de afweging tussen de waarde van een gezonde economie en van de gezondheid van de bevolking als ‘lomp utilitarisme’ weg te zetten, sluit Butler iedere afweging tussen die waarden uit. Vanuit hun radicaliteit zou COVID-19 pas endemisch mogen worden als er niemand ter wereld meer aan een besmetting met het coronavirus kan overlijden. Dat is een onhoudbare claim, alleen al omdat we op tal van andere terreinen, zoals het gemotoriseerde verkeer, wel accepteren dat er wereldwijd talloze slachtoffers vallen. Het is ook de vraag of die radicale gelijkheid ten aanzien van het leven zelf in een democratie te realiseren is. Of lukt dat, zoals China laat zien, slechts onder een autoritair regime dat de bevolking onderwerpt aan surveillancetechnieken en beperkende maatregelen?
Utopisch
Ter verdediging van Butler kan worden opgemerkt dat deze teksten in 2020 als een serie lezingen zijn geschreven. Beoordelingsprocedures van wetenschappelijke uitgeverijen zijn nu eenmaal traag. Maar ook in het in 2022 toegevoegde nawoord nuanceert Butler hun visie niet.
Dat is wonderlijk, want hun principe van radicale gelijkheid impliceert dat ieder land net zo lang op slot had moeten blijven tot het zeker was dat er nul levens verloren zouden gaan. Of, zoals in China gebeurde, tot het protest tegen de restricties zo wijdverbreid was dat de overheid geen andere keuze restte dan het zerocovidbeleid stop te zetten.
Hoe Butler als differentiedenker onder invloed van de pandemie tot het enkelvoudige principe van radicale sociale gelijkheid is gekomen, blijft raadselachtig. Hun pleidooi om alle levens, hoe oud of kwetsbaar ook, een gelijke kans te geven om het voort te zetten, houdt geen rekening met de bestaande ongelijk verdeelde (en daarmee verschillende) kwetsbaarheden. Hun ideaal om de wereld te organiseren op principes van radicale gelijkheid is utopisch. In de praktijk kunnen de gevolgen van zo’n enkelvoudig principe zeker zo gevaarlijk zijn als die van het endemisch worden van een pandemie.
Het zal nog jaren duren voor we met zekerheid kunnen zeggen wat de beste aanpak voor COVID-19 was. Maar zelfs als het zover is, zal het wikken en wegen blijven tussen de vele en verschillende persoonlijke, sociale en politieke waarden die in een menselijk leven en samenleven in het spel zijn.