Advertentie
Banner website Boekengids v2

Over Sara Ahmed en de feminist killjoy

Filosofe Sigrid Wallaerts promotie-onderzoek gaat over de productieve waarde van feministische woede, met als onbetwist icoon de Brits-Australische schrijver en wetenschapper Sara Ahmed: ‘Geluk is toch altijd goed, wie kan er nu vraagtekens zetten bij geluk? En dan verschijnt de feminist killjoy op het toneel om erop te wijzen dat er vaste “happiness scripts” bestaan, “gendergerelateerde instructies voor wat vrouwen en mannen moeten doen om gelukkig te zijn.”‘ Een lofzang op lastig doen.

Besproken boeken

In 2016 nam Sara Ahmed (geb. 1969), tot dan toe hoogleraar Vrouwenstudies aan de Londense universiteit Goldsmiths, ontslag. Het was niet dat ze een andere baan had gevonden die uitdagender was of beter betaalde, noch werd ze gedwongen om te vertrekken of had ze een carrièrewending in gedachten. Wat ze wel deed, was een feministisch statement maken. Of, meer dan een statement: ze trok haar theoretische idealen door naar de geleefde werkelijkheid, en trok haar conclusies.

Ahmed kwam tot het inzicht dat het probleem van grensoverschrijdend gedrag aan de universiteit geen systeemfout was, maar deel van het systeem zelf. Het systeem werkt, maar dat is nu net het probleem.

In de jaren voor haar besluit was Ahmed zich meer en meer bewust geworden van de problematiek rond seksueel grensoverschrijdend gedrag aan haar universiteit. Er doken verhalen op die wel twintig jaar teruggingen, maar klachten en meldingen kregen weinig tot geen gevolg. Ahmed verrichtte samen met collega’s en studenten bergen werk om daar verandering in te brengen. Als overtuigd feministe vond ze dat ze niet anders kon. Maar na jaren hard, moeilijk, kwetsbaar werk kwam er nog steeds geen resultaat. Klachtenprocedures verloren hun momentum of werden al dan niet bewust onder de mat geveegd. Ahmed kwam tot het inzicht dat het probleem van grensoverschrijdend gedrag aan de universiteit geen systeemfout was, maar deel van het systeem zelf. Een systeem, dus, dat inherent schadelijk is voor veel mensen die zich erin bevinden. Het systeem werkt, maar dat is nu net het probleem. Om verandering te bewerkstelligen, besloot Ahmed, moest ze dus een stap opzijzetten en van buitenaf werken. Alleen zo zou ze de idealen uit haar werk en haar intersectioneel feminisme in de praktijk kunnen brengen. Ze nam ontslag.

Theorie is persoonlijk

Het is een beetje een cliché om een essay over Sara Ahmed te beginnen met de anekdote over haar ontslag. Een memorabel verhaal, een radicale daad van verzet, maar uiteindelijk minder belangrijk dan haar werk zelf. Toch doe ik het, omdat in deze anekdote eigenlijk de kern van haar werk en denken terug te vinden is. Ahmed behaalde haar doctoraat in Critical and Cultural Theory in 1995 aan de universiteit van Cardiff en werkte tot haar ontslag in 2016 aan verschillende universiteiten in het Verenigd Koninkrijk. Ze schreef een stapel academische boeken terwijl ze nog aan de universiteit werkte, en focust sinds haar ontslag op schrijven en onafhankelijk onderzoek. Haar werk valt zowel methodologisch als thematisch onder de noemer intersectioneel feminisme en bestrijkt onderwerpen van affect en queer theory tot antiracisme. Het zijn vooral academische teksten voor een academisch publiek. Toch is de theorie waarmee Ahmed werkt voor haar allesbehalve begrensd of vrijblijvend. Met haar werk wil ze steeds de ‘theorie terug tot leven brengen’; aantonen dat theorie actueel en relevant is. Zo is het voor Ahmed ook niet genoeg om te lezen en te schrijven over feminisme: de bedoeling is dat je de academische inzichten die je zo verwerft, incorporeert in je dagelijks leven, en er je concrete keuzes aan toetst – zoals ze zelf deed met haar ontslag.

Theorie kan meer als ze ‘dichter op je vel zit’, zegt Ahmed. Theorie is persoonlijk. In de feministische traditie van sleutelfiguren als Audre Lorde, die haar verscheidene overlappende identiteiten centraal stelde in haar werk, gelooft Ahmed sterk in persoonlijke betrokkenheid bij academisch onderzoek. Als queer persoon van kleur staat Ahmed midden in haar werk. Maar als theorie persoonlijk is geldt het omgekeerde ook: je persoonlijke overtuigingen mogen je theorie beïnvloeden. Zo trekt Ahmed haar feminisme door van de persoonlijke naar de academisch-methodologische sfeer, en besluit ze om in haar boek Living a Feminist Life (2017) geen witte mannen te citeren. Academische verwijzingen zijn niet vrijblijvend voor Ahmed. Ze bepalen wie gehoord en onthouden wordt, en wie vergeten. Door haar ogenschijnlijk radicale selectiviteit gaat Ahmed eigenlijk in tegen een net zo radicale, maar te vaak onopgemerkte, selectiviteit die als vanzelf in academische verwijzingen sluipt, waarin de (vaak mannelijke, witte) canon prioriteit krijgt.

Volgens Ahmed hoort feminisme niet gezellig te zijn, maar radicaal, intersectioneel en uitdagend. Het mag, moet zelfs, veeleisend zijn en weigeren zich neer te leggen bij gemakkelijke compromissen of vriendelijke toegevingen.

Dat wil niet zeggen dat Ahmed er zomaar vanuit gaat dat bepaalde identiteitskenmerken, zoals gender of huidskleur, genoeg zijn om te bepalen of je meetelt als feminist of niet. ‘Wij is geen fundament, maar waar we naartoe werken’, schrijft ze: ons werk en onze idealen zorgen ervoor dat we gelijkgestemden vinden. Het omgekeerde, dat een selecte groep ingewijden bepaalt wat acceptabel is en wat niet, is geen authentiek feminisme. Ahmed let er zo steeds op dat haar feminisme zowel intersectioneel als inclusief is. Verschillende, overlappende en met elkaar verweven identiteiten zijn welkom en worden in al hun complexiteit gerespecteerd. Ahmeds feminisme is tegelijkertijd antiracistisch en queer – en kritisch tegenover feminisme dat wit en liberaal gemotiveerd is. De achterliggende gedachte is dat feminisme geen (imaginaire) gedeelde identiteit nodig heeft maar gedeelde doelen.

De feminist killjoy

Toch is een bepaalde figuur, een bepaalde identiteit, een rode draad in het werk van Ahmed: de feminist killjoy. Dit personage dook voor het eerst op in The Cultural Politics of Emotion (2004), speelde een rol in verscheidene latere boeken, en werd recent de focus van The Feminist Killjoy Handbook (2023). In die periode van bijna twintig jaar bleef de kern van de killjoy constant: ze is de pretbederver, de buitenstaander, de tegendraadse. Ze wordt ingezet als retorisch middel om ‘de indruk te wekken dat feminist zijn betekent dat je tegen zoveel bent, tegen alles, zelfs dat je voor tegen-zijn bent’. De feminist killjoy weigert gelukkig te zijn met haar lot, ze doet lastig, ze bederft de sfeer. Ze bewaart de goede vrede niet, maar komt op voor haar idealen en stelt wat misloopt aan de kaak. Ze doet aan calling out, ook als het feminisme van anderen tekortschiet. Volgens Ahmed hoort feminisme niet gezellig te zijn, maar radicaal, intersectioneel en uitdagend. Het mag, moet zelfs, veeleisend zijn en weigeren zich neer te leggen bij gemakkelijke compromissen of vriendelijke toegevingen.

In The Promise of Happiness (2010) stelt Ahmed de feminist killjoy lijnrecht tegenover de figuur van de vrolijke huisvrouw. Het idee dat vrouwen achter het fornuis horen krijgt gelukkig allang kritiek, te beginnen met Betty Friedan, die in de jaren zestig al opperde dat veel vrouwen helemaal niet zo gelukkig werden van dat ideaal. Toch is de vrolijke huisvrouw ook vandaag nog een nuttige figuur om de feminist killjoy tegenover te stellen. De vrolijke huisvrouw – of tegenwoordig: ‘tradwife’ – klaagt niet over haar plaats in de samenleving, integendeel, ze wordt er gelukkig van. Ze roert met een glimlach in de potten, ververst met een glimlach luiers, poetst met een glimlach de inkomhal. Haar rol is het wegnemen van frictie in het leven van haar man, en, bij uitbreiding, het wegnemen van frictie voor het patriarchaat. De feminist killjoy daarentegen doet net het tegenovergestelde. Ze wordt niet gelukkig van de sociale rol die haar toegekend werd, integendeel, ze klaagt er luidkeels over. Ze laat de kookpotten in de kast, wil geen kinderen, en kijkt niet op van wat stof. Ze creëert wel frictie, voor haar directe omgeving en voor het patriarchaat. Ze wordt voorgesteld alsof ‘ze haar punt maakt om lastig te doen, om in de weg van andermans geluk te staan’. Ze doet lastig omdat ze het lastig heeft, maar de perceptie is dat ze lastig doet om het anderen lastig te maken. Ahmed ziet de figuur van de feminist killjoy keer op keer opduiken en besluit haar niet te schuwen, maar haar juist te omarmen. De feminist killjoy wordt een identiteit, een reisgezel, een streefdoel. Wij zijn haar en zij is ons. En ja, we zijn lastig, dat is net het punt.

Activisten

Dat lastig doen neemt vaak de vorm aan van activisme. Feminist killjoys zijn immers eerst en vooral dat: feministisch. In Living a Feminist Life bekijkt Ahmed hoe ze zelf bij het feminisme terechtkwam, en ‘wat het betekent voor je leven om je dat woord toe te eigenen’. Ze maakt wat filosoof Sally Haslanger een amelioratieve analyse zou noemen, een studie niet van wat het woord betekent of zou moeten betekenen, maar van wat het voor ons zou kunnen betekenen, hoe we het beter zouden kunnen inzetten en benutten. Voor Ahmed is feminisme ‘sensationeel’ in drie verwante betekenissen van het woord. Het lokt reacties uit (sensational), het is gepast (sensible), en het is gebaseerd op gevoel (sensed). Feminisme vertrekt vaak vanuit een gevoel dat er iets niet klopt, dat er iets wringt. Samen met anderen die dat gevoel delen, kom je vervolgens tot een gepaste, feministische reactie op het onrecht dat je opmerkte. En die reactie lokt op haar beurt weer reactie uit, van zowel voor- als tegenstanders.

Als je geen zitje aan de tafel hebt, zie je de tafel op een andere manier. Het perspectief van de killjoy biedt zo unieke mogelijkheden om de status quo op te merken, in twijfel te trekken, en uiteindelijk te veranderen.

Zulke tegenstanders kunnen dan zwaaien met het beeld van de feminist killjoy: jullie pretbedervers, waarom doen jullie niet gewoon zoals iedereen? Maar dat is juist waar feminisme om draait: het is ‘een manier om het universele in twijfel te trekken’, schrijft Ahmed. Wat als normaal en universeel voorgesteld wordt, is voor het feminisme verdacht. Normaal voor wie, en universeel volgens wie? Hoe werd die norm bepaald? Bijgevolg is Ahmeds feminisme dan ook steeds intersectioneel, met aandacht voor verschillende assen en domeinen van sociale identiteit. Zo heeft ze telkens ook aandacht voor de dimensies van antiracisme en antikolonialisme. Vormen van feminisme die deze intersectionele focus niet delen, schieten volgens haar tekort. Ahmed merkt op dat je andere dingen opmerkt als je het dominante, universele perspectief niet deelt – op vlak van gender, ras, klasse, of andere factoren. Zo is de boze vrouw van kleur vaak de feminist killjoy bij uitstek. Als je geen zitje aan de tafel hebt, zie je de tafel op een andere manier. Het perspectief van de killjoy biedt zo unieke mogelijkheden om de status quo op te merken, in twijfel te trekken, en uiteindelijk te veranderen. Dat is de missie van de killjoy. Toch is het nooit een onvoorwaardelijke plicht. Dit soort activistisch werk, vragen stellen en de pret bederven, kan lastig en gevaarlijk zijn. ‘Je kunt maar zoveel opnemen als je aankunt’, drukt Ahmed haar lezers op het hart. Het heeft geen zin om je halsoverkop in activisme te storten uit plichtsbesef als je daarmee je eigen welzijn in gevaar brengt. Timing is belangrijk. ‘Soms zijn we te breekbaar om dit werk te doen: we kunnen niet riskeren te barsten als we niet klaar zijn om onszelf weer te lijmen.’

Pretbedervers

Killjoy zijn is moeilijk. De killjoy doet alles verkeerd: ze bederft de sfeer, toont niet het juiste affect, en verstoort daarmee het emotionele comfort van anderen. De feminist killjoy wordt geacht gelukkig te zijn en vooral geluk te tonen, maar ze weigert en toont haar frustratie, haar teleurstelling of haar woede. Dat maakt haar tot affectieve stoorzender. In The Promise of Happiness merkt Ahmed op dat geluk als ultiem einddoel voorgesteld wordt, als de ‘daarom’ die een einde kan maken aan elke kinderlijke vraag naar een ‘waarom’. Geluk is toch altijd goed, wie kan er nu vraagtekens zetten bij geluk? En dan verschijnt de feminist killjoy op het toneel om juist dat te doen. De killjoy ziet dat er vaste ‘happiness scripts’ bestaan, bepaalde ‘gendergerelateerde (…) instructies voor wat vrouwen en mannen moeten doen om gelukkig te zijn, waarbij geluk is wat eruit volgt om normaal of goed te zijn’.

Geluk is toch altijd goed, wie kan er nu vraagtekens zetten bij geluk? En dan verschijnt de feminist killjoy op het toneel om juist dat te doen. De killjoy ziet dat er vaste ‘happiness scripts’ bestaan, ‘gendergerelateerde instructies voor wat vrouwen en mannen moeten doen om gelukkig te zijn.

De vrolijke huisvrouw is zo’n script, of de professionele zakenman, of de vader des huizes. De feminist killjoy weigert om die scripts te volgen. Ze weigert om gelukkig te worden van wat haar gelukkig hoort te maken. Ze voelt niet wat ze hoort te voelen. Ze wil meer, ze wil beter, ze wil anders. Dit anders-zijn en anders-voelen maakt haar tot wat Ahmed in The Cultural Politics of Emotion een ‘affect alien’ noemt. Ze is vervreemd van haar medemens omdat ze niet meespeelt volgens het vastgelegde script. Omdat ze niet voelt wat ze hoort te voelen, is het alsof ze van een andere planeet komt. Ze durft bovendien verder te denken. ‘Verbeelding is wat vrouwen bevrijdt van geluk’ – verbeelding om een andere, betere situatie te bedenken, met minder onrecht en meer gelijkheid. Stel je voor.

KlagersAKilljoys doen lastig. Ze merken onrecht op en kaarten dat aan – klagen erover – opdat de toekomst rechtvaardiger kan worden. Maar klagen maakt de killjoy ook kwetsbaar: ‘to expose a problem is to pose a problem’, schrijft Ahmed, en vat daarmee de angst van iedereen die ooit een klacht indiende samen. Want als je klaagt, als je een probleem aanwijst, lijkt het al snel alsof je het probleem niet enkel zichtbaar maakte maar ook creëerde. De klager wordt zelf het probleem. Voor jij klaagde was er toch niets aan de hand? Moet je nu zo lastig doen? Maar lastig doen is de missie van de feminist killjoy. Als de killjoy een probleem ziet, als ze opmerkt dat haar intersectionele en feministische principes in het geding zijn, dan laat ze dat niet zomaar voorbijgaan. Dat opmerken is minstens even belangrijk als er wat aan doen. Ahmed: ‘Als een wereld datgene kan zijn wat we leren niet op te merken, dan wordt opmerken een vorm van politieke arbeid.’ Een wereld kan zo vanzelfsprekend worden dat we er niet meer bij stilstaan. Een wereld, of een norm, of een normaal. De feminist killjoy is de vis die het water waarin ze zwemt opmerkt, om met David Foster Wallace te spreken. Ze trekt de wereld, de norm en de normaliteit in twijfel.

Dat doet ze niet alleen. Ze streeft ernaar om een ‘feministisch oor’ te worden, zoals Ahmed het noemt in Complaint! (2021). Dit streven is extra relevant in de context van gevestigde instituten zoals de universiteit. Wie in zo’n context klaagt wordt vaak niet serieus genomen, maar weggezet als klager en pretbederver, je woorden al snel onder het tapijt geveegd – zeker als je ook nog eens van kleur bent, of queer, of gehandicapt. Het is op zulke momenten de feminist killjoy die een extra inspanning doet om wel te luisteren, om te horen wat men niet wil horen, om te geloven wie niet geloofd wordt. In Complaint! verzamelt Ahmed het resultaat van een hele reeks interviews en gesprekken met slachtoffers van grensoverschrijdend gedrag aan de universiteit. Want ook al werkt Ahmed er zelf niet meer, de universiteit blijft een belangrijke focus in haar werk, ook al besloot ze er zelf weg te gaan: ze heeft er ervaring mee en ze geeft er nog steeds om.

De tekst als reisgezel

Zo weerhoudt Ahmeds ontslag haar er niet van om het werk dat ze aan de universiteit begon daarbuiten voort te zetten. Ze denkt, schrijft en spreekt nog steeds, maar nu zonder institutionele beperkingen. Ook zonder institutionele steun, natuurlijk, en zonder de toegang tot kennis en middelen die daarmee gepaard gaat. Maar in haar nieuwe rol als feministisch auteur en onafhankelijk onderzoeker kan Ahmed de feminist killjoy bij uitstek zijn. Door geen plek aan tafel te hebben, krijgt ze een ander, misschien zelfs beter, perspectief op wat er allemaal gebeurt aan die tafel. Door uit de vissenkom gesprongen te zijn, heeft ze des te beter zicht op het water. Ahmed paste haar theoretische idealen toe door ontslag te nemen, maar kan die idealen daardoor nu ook op een vrijere manier verder ontwikkelen. Ook dat theoretisch werk is dat van de feminist killjoy.

Het medium waarin Ahmed haar werk het liefst doet, is het geschreven woord. Ze ‘[ziet] feminisme als poëzie; we horen geschiedenis in woorden; we reconstrueren geschiedenis door er woorden aan te geven’. Haar werk – zowel haar boeken als haar lezingen – heeft dan ook veel weg van poëzie. Ahmed gebruikt alliteratie, rijm en woordspelingen alsof ze de woorden uitdaagt om uit hun comfortzone te komen, alsof ze hun verborgen kwaliteiten wil laten zien. Ze erkent dat haar eigen feministische levensweg vorm kreeg met de teksten van anderen en toont haar dankbaarheid door haar bewuste (en soms radicale) politiek van verwijzen. De belangrijkste teksten noemt ze ‘gezelschapsteksten’: teksten waarvan ‘het gezelschap je hielp om de platgetreden paden te verlaten’. En uiteindelijk is dat ook wat Ahmeds teksten zijn, voor mij en voor vele andere lezers. Gezelschapsteksten, reisgezellen, reisgidsen die ons begeleiden en uitdagen, geruststellen en verontrusten. En ergens in de pagina’s zit steeds de feminist killjoy die ons er steevast aan herinnert om lastig te doen.