Advertentie
Princeton-university-press

Vijf gedichten

Trudi Guda (1940) werd geboren in Suriname, studeerde culturele antropologie in Utrecht en keerde daarna terug naar Suriname. Daar werd ze niet alleen actief als dichter, maar verrichtte ze ook historisch onderzoek. Er verschenen twee dichtbundels van haar hand Franchepane (1970) en Vogel op het licht (1981). Nadat ze zich in 1981 op Curaçao vestigde, richtte ze zich steeds meer op het doen van onderzoek. Het resulteerde onder andere in de publicatie van werk van Aleks de Drie, een verteller wiens werk Guda transcribeerde.

Misschien was ik alleen
een vogel op het licht
en vroeg om vrede

Maar vogels stemmen zacht
hun vrede, dunne snaren
wevend in de wind
en niemand luistert

Van liefde
maakte ik mij
een tengere kooi

En hoor
mijn vrede vogel
op het licht

Hoor mij
een vogel
vrede op het licht

Leren praten met de liefste nu,
met onze kinderen later,
de wereld tussen onze vingers
laten glijden,
proberen met schone handen
haar aan te raken
Te spreken zonder geheim,
als onze lichamen

Leren zwijgen
Of liever, luisteren
naar het juiste ogenblik
van spreken

Geen liefde voor dit land
zonder een spoor van rebellie

Wees waakzaam, laat de vlam niet doven
bewaar de houtskool, spaar de as
houdt het vuur
rokende tussen de stammen

In de steden, in de kampen
staan zij op
de vrouw
de boer
de werkman geknecht

met moed omhangen
komen zij, zullen zij komen
altijd opnieuw
schoon,
als een jonge roze vlag

Op gespitste vingers
de stilte waarin wij scheiden, een weegschaal.
Ik beken voor het laatst:
Alles aan jou is mijn leven waard
Maar ik zwijg.
En jij zwijgt. Om en om
wentelend in stilte gaan wij uiteen,
glimlachend,
Een liefde, een lichtkring

Ik heb een dichter lief.
Wij spreken.
Elk geluid levend
onder een eigen huid
buitelt en trilt
de lippen blauw
de huid bruinzwart en goud,
Een prent.
Spelen we niet met papier?
wij zijn kwetsbaar en maagdelijk als papier. Niet te geloven,
Als papier
heeft mij mijn dichter lief

Illustraties door Brian Elstak