2024#1 (voorjaar) (voorjaar)

Kunst & Literatuur

boekencultuur

Literaire prijzen: Suriname

door Jesse van Amelsvoort

Aan literaire prijzen geen gebrek in de moderne Surinaamse geschiedenis. Wie het vierde deel openslaat van Michiel van Kempens Een geschiedenis van de Surinaamse literatuur (2002), vindt daarin een uitgebreid hoofdstuk met vele initiatieven uit de jaren vijftig, zestig en zeventig. Het hoofdstuk bevat enkele aangename inzichten. Zo blijkt dat de dichter Michaël Slory in 1974 de Gouverneur Currie-prijs voor Kunsten en Wetenschappen ontving. Hij werd geprezen voor ‘de wijze waarop hij het Sranantongo aan de poëzie dienstbaar maakt en om het gesublimeerde karakter van zijn beste gedichten, waarin de sociale en culturele situatie van de Surinamers en episoden uit de Surinaamse geschiedenis verwoord worden.’ De jury van de in 1970 ingestelde Van der Rijnprijs had minder op met sociaal-cultureel geëngageerde literatuur. Met de bedoeling om jong Surinaams talent te stimuleren, was een publicatie van de winnende verhalen bij De Bezige Bij onderdeel van de prijs. Rita Rahman won, en zo verscheen in 1972 de bundel I sa man tra tramara (Zou je het kunnen overmorgen?). De jury, bestaande uit Nederlandse en Surinaamse schrijvers, steggelde vermoedelijk flink over de beoordelingscriteria. In hun rapport staat: ‘Aan alle ingezonden sociale bewogenheid werd zoveel mogelijk de ruimte gegeven, maar volledige overeenstemming werd bereikt over het criterium dat bij de beoordeling van de verhalen de doorslag zou geven: “Het literaire gehalte”.’ Goede literatuur kenmerkt zich in de ogen van de jury kennelijk door esthetische verfijning, niet politiek engagement: geen postkoloniale poëtica dus.
literatuur

De vele stemmen van de Caraïben

door Thalia Ostendorf

In 2020, midden in de covid-pandemie, zat ik bij mijn ouders thuis; ik woonde op dat moment in Schotland voor mijn doctoraat en een kort bezoek aan Nederland werd plotseling dagen, weken, maanden verlengd. In die periode ben ik archiefonderzoek gaan doen naar Surinaamse schrijvers voor het Literatuurmuseum in Den Haag, en ik kwam zo in aanraking met de originele stukken van een aantal toonaangevende Surinaamse auteurs. Er lagen getypte vellen van Bea Vianen (1935-2019), dozen aan correspondentie van Albert Helman (pseudoniem Lou Lichtveld, 1903-1996) en schriften waarin Anton de Kom (1898-1945) zelf verhalen had opgeschreven. Ik kende lang niet alle namen die langskwamen, maar wanneer ik weer nieuwe zag ging ik in de boekenkast van mijn moeder kijken, net zoals ik deed toen ik een tiener was – zo had ik Cynthia McLeod (1936) ooit ontdekt. Nu kwam ik Temekoe/Kopzorg (1979) van Edgar Cairo (1948-2000) op de plank tegen. Het lezen was als een wervelwind waar ik door opgezogen werd, en ik herkende er iets niet-Nederlands in wat me niet meer heeft losgelaten. Na het behalen van mijn doctoraat heb ik mijn onderzoek omgegooid van oorlogsliteratuur naar Caraïbische literatuur, en dit is nu waar mijn postdoconderzoek aan de Universiteit van Amsterdam over gaat. De laatste jaren, sinds de vliegtuigen weer op mochten stijgen, heeft mijn onderzoek me op veel plekken gebracht, waaronder nu in Suriname, allemaal door deze eerste aanraking met het archief, door het lezen van Edgar Cairo.
literatuur literatuur

Een oud koloniaal gebruik. Naar aanleiding van ‘Flarden’ van Ellen Ombre

door Farida Nabibaks

Als je mensen alles afneemt wat hen lief is, kun je met hen doen wat je wilt, las ik ooit. Dus als je de wil van een mens breekt, kan je die mens tot slaaf maken. Als de wil gebroken is, zal men een goed werktuig zijn. In het korte verhaal ‘Flarden’ van Ellen Ombre (1948), verschenen in de verhalenbundel Maalstroom (1992), wordt duidelijk dat ook decennia na de afschaffing van de slavernij het willetje van kinderen moest worden gebroken. ‘Flarden’ is in de eerste persoon geschreven, waardoor je als lezer wordt meegenomen in de dagelijkse werkelijkheid van een zwart meisje dat wordt ‘opgekweekt’ (79) in een ander huishouden dan waar ze is geboren. Een christelijke daad van haar weldoeners ter verbetering van haar leven. Het verhaal speelt zich af in de jaren dertig, veertig van de vorige eeuw in Suriname, waar het meisje van plantage wordt gehaald om in een groot huis in Paramaribo opgevoed te worden. Het huishouden bestaat uit een echtpaar zonder kinderen, de Miskins. Er is slechts één huisvriendin, juffrouw Treurniet. Zij is ook degene die het kind bij hen in huis brengt. Je wordt als lezer deelgenoot gemaakt van hoe het kind overgeleverd is aan de opvoeders.
poëzie

Wie is het toch die de toon aangeeft? Surinaamse poëzie in eigen beheer

door Bertram Mourits

In 2001 luisterde de Surinaamse dichter Shrinivāsi naar de radio. Er was een interview te horen met Corine Spoor, de toen al voormalige hoofdredacteur van de Wereldomroep, de organisatie die tussen 1947 en 2012 functioneerde als Nederlandse publieke omroep voor overzee. Spoor was op vakantie geweest in Suriname en had daar geconstateerd dat schrijvers in Paramaribo weinig ambitie hadden, wat volgens haar bleek uit het feit dat ze vrijwel alleen in eigen beheer werk uitgaven. Wie mee wilde tellen, moest toch in Nederland uitgeven. Shrinivāsi reageerde woedend, in een opiniestuk op de literaire pagina van de Surinaamse krant De ware tijd. Dit leek wel ‘een nieuwe vorm van kolonialisme’. De rubriek ‘Laag water’ in Vrij Nederland tekende het allemaal gretig op.
poëzie

Vijf gedichten

door Trudi Guda

Trudi Guda (1940) werd geboren in Suriname, studeerde culturele antropologie in Utrecht en keerde daarna terug naar Suriname. Daar werd ze niet alleen actief als dichter, maar verrichtte ze ook historisch onderzoek. Er verschenen twee dichtbundels van haar hand Franchepane (1970) en Vogel op het licht (1981). Nadat ze zich in 1981 op Curaçao vestigde, richtte ze zich steeds meer op het doen van onderzoek. Het resulteerde onder andere in de publicatie van werk van Aleks de Drie, een verteller wiens werk Guda transcribeerde.
literatuur

Ruïnes van uitbuiting

door Quinsy Gario

Toen op 28 november 2023 de Erasmus Prijs naar de Zuid-Afrikaanse comedian Trevor Noah ging had ik niet verwacht dat men dat gebaar in Nederland zo onkritisch zou omarmen. De Zuid-Afrikaanse denker en activist Panashe Chigumadzi waarschuwde hier nog voor in haar Nelson Mandela-lezing in februari van dat jaar, toen ze vroeg: ‘Nixolisa Ngani? With what are you apologising?’ Ze wees op de noodzaak om constant waakzaam te blijven over hoe men excuses voor kolonialisme en slavernij aankleedt. Haar conclusie was dat dergelijke excuses alleen gepaard kunnen gaan met een volledige destructie van onze huidige manier van doen. Anderhalve maand na de slavernij-excuses van het kabinet op 19 december 2022 was dit een belangrijke boodschap die door velen niet lijkt te zijn begrepen. De blije kiekjes met de koning en de fashion-reportages op social media lieten zien dat velen eigenlijk geen einde willen van deze koloniale wereld, maar alleen een betere positie daarin. Zij hadden duidelijk geen moeite om zichzelf te lenen voor een duidelijk geval van tokenism. Het vertoon bij de uitreiking was een tenenkrommend verraad van de mensen die een maand eerder stonden te demonstreren voor gerechtigheid toen het koninklijk echtpaar tijdens het staatsbezoek aan Zuid-Afrika de Slave Lodge Museum bezocht in Kaapstad.
oeuvre

McLeod schuwt de woorden niet. Slavernij en kolonialisme in historische fictie

door Liang de Beer

Omringd door een halve meter historisch oeuvre van Cynthia McLeod, sloeg ik ... die revolutie niet begrepen... (2005) dicht. De afgelopen maanden had ik menig zaterdag in de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag doorgebracht, op zoek naar de auteur en haar werk. Ik herlas Hoe duur was de suiker (1987), McLeods bekendste boek over de slavernij, de plantagecultuur en de Joodse gemeenschap in het Suriname van de achttiende eeuw. En ik eindigde met die omstreden ‘revolutie’: het verhaal van Rita dat zich ontspint rondom de Decembermoorden in de jaren tachtig. Met McLeods historische werken naast mij verkende ik mogelijke richtingen en conclusies. Was ik wijzer geworden over de Surinaamse geschiedenis? Absoluut. Maar er bleef ook een lichte ergernis hangen. Het was een gevoel waar ik niet direct woorden aan kon geven. Had ik goede literatuur gelezen? Ook daar was ik niet zo zeker van.
literatuur

Tussen hemel en hel

door Tessa Leuwsha

Ik heb er een foto van gemaakt, van de Nederlandse begraafplaats in Elmina, Ghana: twee forse pilaren met ertussen een smeedijzeren sierhek. In een boog boven de poort staat: O, weldadige moeder ontvang uwe kinderen weder. Het opengewerkte hek geeft zicht op een pompeus grafmonument, waaruit een naar de hemel rijzende pilaar steekt. Erachter, op de top van de heuvel, staat een katholieke kerk.
poëzie literatuur

Luchtenberg

door Julien Ignacio

Ik ben een kind van de Caribische diaspora. Mijn Nederlandse moeder, de tweede dochter van een Zeeuwse pedicure en een Friese vertegenwoordiger van kantoorartikelen, is een zachtaardige vrouw met Delftsblauwe ogen en een zwak voor het koningshuis. Jaarlijks zit ze eind april trouw voor de buis, een oranje tompoes en een oranjebitter bij de hand. Mijn Afro-Caribische vader, geboren op Curaçao, is de oudste van zestien kinderen. Zijn geboortehuis ligt op steenworp afstand van de voormalige plantage Luchtenberg. Volgens het slavenregister van het eiland behoorden sommige voorouders die in mijn stamboom via de vaderlijn voorkomen tot de inventaris van deze plantage.
literatuur

De staat van het Surinaamse schrijverschap. Een reis naar erkenning en groei

door Kevin Headley

Gerrit Barron, Rappa, en Ismene Krishnadath zijn klinkende namen in de literaire wereld van Suriname, maar in Nederland zijn zij helaas vrijwel onbekend. Albert Helman, Astrid Roemer, Leo Ferrier, Bea Vianen, Edgar Cairo en Cynthia McLeod genieten in Nederland weliswaar bekendheid, maar veel van deze auteurs kregen pas op latere leeftijd of zelfs postuum de erkenning die ze verdienen, zowel in Suriname als in Nederland. Suriname heeft vele getalenteerde schrijvers voortgebracht en Surinaams literair werk vindt zowel in Nederland als in Suriname een enthousiast publiek. De Surinaamse literatuur ontwikkelt zich gestaag, niet als een snel voortrazende trein maar eerder als een korjaal die zich voortbeweegt op rustige wateren. Hoewel er niet vaak grote literaire werken van Surinaamse schrijvers verschijnen, zorgen die voor een literaire explosie die schokgolven produceert die nog jarenlang voelbaar zijn. In deze beschouwing schets ik in kort bestek de literaire wereld van Suriname. Wat zijn de stimulansen en belemmeringen voor Surinaamse schrijvers in Suriname om hun werk op de markt te brengen?
literatuur

Edgar Cairo’s Etende ogen

door Edgar Cairo

De Surinaamse auteur Edgar Cairo (1948-2000) woonde en werkte vanaf 1968 in Nederland. Hij studeerde Nederlands en Literatuurwetenschap in Amsterdam en debuteerde met Temekoe (1969, Buro Volkslectuur, Suriname), een novelle geheel in het Sranantongo. Deze herschreef Cairo later als Temekoe/Kopzorg (1979) in een mix van Nederlands en Sranantongo die zo kenmerkend voor hem werd. Het Surinaams, zo vond Cairo, had zich altijd aan moeten passen aan het Nederlands; nu mocht het Nederlands zich wel eens aanpassen aan het Sranantongo. Cairo schreef romans, korte verhalen, novelles, theater en poëzie, en stond bekend om zijn voordrachten. De geschiedenis van Afro-Surinamers, de problemen van Surinamers in Nederland èn in Suriname zijn terugkerende onderwerpen in zijn werk. Kollektieve schuld ofwel Famir’man-sani (1976), over een vrouw die bij haar familie geld inzamelt voor een Winti-ritueel, en het postuum uitgegeven De smaak van Sranan Libre (2007), geschreven in de dagen na de decembermoorden, behoren tot zijn bekendste werken. Van 1978-1981 had Edgar Cairo een column in de Volkskrant; in 1981 ook in De Groene Amsterdammer, die werden gebundeld in Ik ga dood om jullie hoofd (1980) en Als je hoofd is geboord (1981). Onderstaande column verscheen 8 maart 1980 onder een andere titel in de Volkskrant. De hier gepubliceerde versie komt uit Cairo’s nalatenschap en is waarschijnlijk een eerdere versie.
interview

‘Je hebt schrijvers nodig die anders zijn.’ Interview met Rima Orie

door Sayonara Stutgard

Rima Orie (1994) is gemeentejurist en auteur. Ze schreef jarenlang op online platforms als Wattpad en Sweek, waar ze met haar verhalen honderden tot duizenden tieners en andere lezers enthousiast maakte. Uit meer dan driehonderd inzendingen werd ze in 2018 met haar boek De Zwendelprins de winnaar van de Moon YA Contest waarmee ze een uitgeefcontract binnenhaalde. De Zwendelprins werd genomineerd voor De Kleine Cervantes (2021), de Hebban Debuutprijs Longlist (2020) en het Beste boek voor Jongeren (2020). Orie’s tweede boek, In het vervloekte hart (2022) is een horror fantasy met elementen uit koloniaal Suriname. Met In het vervloekte hart won ze in 2023 de prijs voor het beste Boek voor Jongeren in de categorie Oorspronkelijk Nederlandstalig, stond ze op de tiplijst van de Jonge Jury 2023 en is ze genomineerd voor De Kleine Cervantes (2023).
literatuur

Bon Voyage Nieuw-Bonaire!

door Benedicta Anasagasti

‘Het duurt niet lang meer, mi yu,’ zei Papito tegen zijn zoon toen zij in de business class cabine stonden te wachten op de passagiers. Papito en zoon Axel werkten als crew members van de Nieuw-Bonaire, een ruimteschip gemaakt door de Nederlandse overheid. Alleen de allerrijkste en blauwbloedige types konden mee op dit ruimteschip naar de maan. Een unieke reis op one happy spaceship inclusief zwarte mensen om hen te bedienen. Bovendien kreeg je als je minstens twee kaartjes kocht een gratis Satisfier met mooie tropische jungle print. The Jungle Fever edition. Het schip was nog niet vertrokken en stond nog verbonden met de gate. Als de passagiers de cabine in liepen, werden zij verwelkomd door lachende hoofden en roze uniforms. Een vrolijke crew van Caribische personen die blauwe drankjes maakten voor de reizigers.
roman

Over gekte en koloniale macht

door Emma van Meyeren

‘Ik ga eerst lief lezen uit mijn boek Over de gekte van een vrouw en daarna lees ik een manifest voor’ vertelt Astrid H. Roemer in 1982 aan Het Parool, in voorbereiding op haar optreden tijdens het Amsterdamse Vrouwenfestival. Haar tweede roman, Over de gekte van een vrouw, is in dat jaar uitgekomen en verkoopt als een trein. De vrouwenbeweging beleeft hoogtijdagen en is van grote invloed op wat er gelezen, gekeken en besproken wordt. Maar, zo zegt Roemer, je moet ‘doorgaan’ en niet alleen maar blij zijn met de verkoopcijfers. En dus leest ze ook een manifest voor, over haar ‘angsten en twijfels als zwarte vrouw over het blanke feminisme’.
literatuur

Zoutmeer

door Esmee Guadeloupe

Het klapstoeltje wiebelde, het was niet bedoeld om op te zitten. Ik liet mijn blik over de lege parkeerplaats gaan, over de palmen aan weerszijden van het asfalt. Een leguaan liep traag langs de muur. Het beloofde een stille ochtend te blijven. De universiteit was gesloten en ik had niets te doen. Ik schoof het stoeltje naar achteren, dieper de schaduw in, waar het aangenaam koel was.
literatuur

GGT Rustwijk: ‘Ziet op dat licht!’

door Mathieu Wijdeven

Een aantal jaar geleden vond ik het hele kunstenaarsoeuvre van mijn Surinaamse betovergrootvader G.G.T. Rustwijk (1862-1914). Ik had nog nooit eerder over hem gehoord, maar nadat mijn moeder plots uit één van zijn gedichten citeerde, om mij op te beuren, wilde ik alles over hem te weten komen.
poëzie

Radna Fabias’ Caribische literatuur

door Nhomy Mettendaf

Caribische literatuur omschrijven in één enkel woord is een uitdaging, maar als ik er een moest kiezen dan zou het 'dynamisch' zijn. Ten eerste omdat Caribische literatuur niet beperkt is tot wat afkomstig is uit de eilandenarchipel. De literatuur overstijgt de grenzen van het geografisch Caribisch gebied: ze reikt tot Guyana, Suriname, Frans-Guyana en heeft zelfs kustgebieden in Colombia, Belize, Honduras en Nicaragua bereikt. Daarnaast zijn de romans, de poëzie en andere literaire teksten die in deze regio tot stand komen buitengewoon divers. Dit komt niet alleen door de verscheidenheid aan talen die er worden gesproken, maar ook door de diversiteit aan culturen die elkaar daar ontmoeten en samensmelten. Wat deze landen met elkaar delen, is een complex koloniaal verleden. Jamaica Kincaid, zelf op Antigua geboren, verwoordt in haar essay ‘A Small Place’ (1988) het gewicht van dat verleden:
poëzie boekencultuur

Utrecht City of Literature

door Agnes Andeweg

In 2017 kreeg Utrecht als eerste Nederlandse stad het predicaat UNESCO City of Literature, twee jaar later gevolgd door Leeuwarden. Zo breidt het netwerk van Creative Cities, waarmee de Verenigde Naties in 2004 begon, zich in rap tempo uit: van elf steden in 2014 tot nu al drieënvijftig. Utrecht dus. Want het mag zo zijn dat Amsterdam de meeste uitgeverijen telt en dat het Huis van het Boek in Den Haag zetelt, in Utrecht gebeurt wel ontzettend veel op het gebied van literatuur. Toegegeven, als inwoner, liefhebber en professionele lezer is mijn oordeel niet bepaald objectief, en mijn verwachtingen na de toekenning waren hooggespannen. Maar wat gebeurt er met zo’n medaille als die eenmaal is verdiend? Van wie is de City of Literature? Na het enthousiasme van de eerste jaren lijkt de klad er een beetje ingekomen – tenminste als je afgaat op de website en de Facebook- en Instagrampagina, die al jaren niet zijn bijgewerkt. Utrecht is nog steeds een literatuurstad, maar dat wordt niet gecoördineerd uitgedragen.
Advertentie
Princeton-university-press