Daoud en Sansal: twee schrijvers in een Frans-Algerijns mijnenveld
In maart 2025 werd in Algerije de tachtigjarige Algerijns-Franse schrijver Boualem Sansal veroordeeld tot vijf jaar cel vanwege een uitspraak in een interview. Dit is niet zomaar een veroordeling. Al jarenlang bevinden Sansal en de eveneens Algerijns-Franse schrijver Kamel Daoud zich in een intellectueel mijnenveld van islamisten, extreemlinks, extreemrechts en het autoritaire Algerijnse regime. Hun onversneden islamkritiek zet ook de verhoudingen tussen Frankrijk en Algerije op scherp.
Besproken boeken
Op 4 november 2024 maakte de voorzitter van de Prix Goncourt na afloop van het traditionele overleg in het Parijse restaurant Drouant de naam bekend van de nieuwe laureaat: Kamel Daoud. De jury was unaniem onder de indruk van zijn aangrijpende roman Houris, over de Algerijnse burgeroorlog in de jaren negentig. Voor het eerst kreeg een Algerijnse schrijver deze prestigieuze literaire prijs toegekend. Alle reden om de champagnefles te ontkurken. Maar de feestvreugde was van korte duur. De roman mocht in Algerije niet verschijnen en uitgever Gallimard kreeg geen toegang tot de internationale boekenbeurs van Algiers, SILA (Salon International du Livre d’Alger), een jaarlijks groots opgezet en goed bezocht boekenfestijn. Hierbij bleef het niet. In Algerije en Frankrijk doken beschuldigingen op dat het verhaal van Houris’ hoofdpersonage Aube een ongeoorloofde kopie zou zijn van het dramatische levensverhaal van de Algerijnse Saâda Arbane. Vervolgens publiceerde de radicaal-linkse Franse onderzoekssite Mediapart een uitvoerig dossier dat deze aantijgingen bevestigde. Plotseling bevond Daoud zich in het kruisvuur van zowel het autocratische bewind van Algerije als van de linkse hardliners van Frankrijk. Deze samenloop van omstandigheden en bijzonder beladen sfeer leidden ertoe dat Daoud afgelopen najaar zijn buitenlandse optredens, zoals in Amsterdam, moest afgelasten.
De kwestie-Houris is niet slechts een relletje in de Franstalige literatuur maar een complex gevolg van discussies over de islam in de Algerijnse-Franse context. Sinds vorig jaar zijn de politieke verhoudingen tussen beide landen danig bekoeld. De arrestatie van Daouds collega en vriend, de Frans-Algerijnse schrijver Boualem Sansal, afgelopen 16 november in Algiers, staat hiermee in verband. Beide schrijvers zijn voorvechters van strikt secularisme en uitgesproken critici van de politieke islam. Deze klokkenluiders waarschuwen Frankrijk en het vrije Westen voor radicaal islamisme. In hun ogen is dit islamisme een transnationale beweging die onder het mom van respectabiliteit het koloniale geheugen als excuus gebruikt om universalisme, als grondsteen van westers democratisch denken, af te wijzen. Het in extreemlinkse kringen populaire postkoloniale narratief, met zijn nadruk op schuld en boete, beschouwen zij als een vorm van westers masochisme. Door deze opvattingen zijn Daoud en Sansal verstrikt geraakt in het felle Franse debat over de scheiding van kerk en staat en de rol van de islam in de samenleving. In dit gepolariseerde klimaat worden ze door rechts omarmd als strijders voor vrijheid, terwijl links hen verafschuwt en wegzet als islamofoob.
In dit gepolariseerde klimaat worden ze door rechts omarmd als strijders voor vrijheid, terwijl links hen verafschuwt en wegzet als islamofoob.
Geestverwanten van Voltaire
Daoud (1970) en Sansal (1944) zijn uitgesproken critici van het huidige politieke bewind in Algiers, dat het land langzaam maar zeker transformeert in een autocratie. Hun kritiek richt zich ook op het kruiende islamisme dat zich steeds meer opdringt aan de samenleving, via het schoolsysteem, de media en de cultuursector. In hun pleidooi voor een haarscherpe scheiding van kerk en staat plaatsen beide schrijvers zich in een intellectuele traditie die rechtstreeks terugvoert op de Verlichting. Ze beschouwen zich dan ook als geestverwanten van de achttiende-eeuwse Franse denker Voltaire. De laatste jaren neemt de druk van nationalisten en islamisten op deze liberale boegbeelden toe. Terwijl Voltaire aan de lange arm van Parijs kon ontkomen door zich terug te trekken in zijn buitenhuis te Fernay bij de Zwitserse grens, weet Algiers Daoud en Sansal ook in Frankrijk te bestoken.
Hun werk, internationaal erkend en gelauwerd, behoort tot de Franstalige Noord-Afrikaanse letterkunde. Bij de onafhankelijkheid van Algerije in 1962 bestempelde schrijver Kateb Yacine het Frans als oorlogsbuit. Maar de laatste jaren dreigt deze andere voormalige koloniale taal in het verdomhoekje terecht te komen door een arabiseringspolitiek (wat de machthebbers er trouwens niet van weerhoudt hun kroost naar Franse elitescholen te sturen en zich te laten behandelen in Franse privéklinieken).
Daoud werkte vanaf de jaren negentig als journalist bij Le Quotidien d’Oran, schreef aanvankelijk reportages over de burgeroorlog en maakte vervolgens naam als erudiet en scherp observator met zijn kroniek ‘RaïnaRaïkoum’ (te vertalen als ‘onze opinie, uw opinie’). Hij richtte zijn pijlen op de gierende corruptie en de groeiende invloed van islamitische stromingen. Vanaf 2013 brak hij eerst nationaal en vervolgens ook internationaal door met de roman Meursault, contre-enquête, een herschrijving van Albert Camus’ klassieker L’Étranger (De vreemdeling), maar dan vanuit Algerijns perspectief.
Dramatische episodes kweken schrijvers. Want Boualem Sansal, van oorsprong ingenieur en econoom, startte zijn letterkundige carrière eveneens tijdens de burgeroorlog. Zijn eersteling Le serment des barbares verscheen in 1999 bij de prestigieuze Parijse uitgever Gallimard. Vermomd als politieroman is dit een kritiek op corruptie en geweld. Het werk won onder meer de Prix du premier roman en Gallimard ontdekte de burgeroorlog als een thema dat goed verkoopt. Jarenlang werkte Sansal op het Ministerie van Industrie maar toen in 2003 Dis-moi le paradis verscheen, werd hij verzocht zijn biezen te pakken. Sansals derde roman is namelijk een vuige kritiek op het Algerijnse ‘kolonelsregime’ dat in zijn ogen net zo repressief is als het voormalige koloniale bewind.
In ruil voor het neerleggen van de wapens kregen islamitische strijdgroepen van staatswege de ruimte om zich maatschappelijk te ontwikkelen. Ofwel: de oorlog was gewonnen maar de samenleving verloren.
Evenals tal van andere intellectuelen, onder wie politiek tekenaar (Ali) Dilem, stelden Daoud en Sansal ook het ordinaire handjeklap aan de kaak dat een einde had gemaakt aan de burgeroorlog. In ruil voor het neerleggen van de wapens kregen islamitische strijdgroepen van staatswege de ruimte om zich maatschappelijk te ontwikkelen. Ofwel: de oorlog was gewonnen maar de samenleving verloren. De bezegeling van dit pact tussen wereldlijke en religieuze macht was de bouw van de Djamaa el Djazaïr nabij Algiers. Deze derde grootste moskee ter wereld met de hoogste minaret opende de poorten in 2019.
‘Algérie, c’est compliqué’
‘Algérie, c’est compliqué’ schreef de Franse oud-ambassadeur Xavier Driencourt in zijn veelgeprezen analyse van staat en samenleving in L’énigme algérienne. Chroniques d’une ambassade à Alger (2022). Het is een welbekende verzuchting. Na de burgeroorlog veerde het land onder president Abdelaziz Bouteflika (1999-2019) enkele jaren op. Aanvankelijk was er hoop en toekomstperspectief, wat bleek uit de terugkeer van hoogopgeleiden en intellectuelen uit exil. De maatschappelijke vrede leunde sterk op inkomsten uit de fossiele industrie en na de millenniumwisseling steeg de olieprijs snel. Met de financiële crisis van 2008 kwam aan deze voorspoedige periode een einde. De economie draaide steeds stroever, de sociale onrust nam toe en het regime verstarde. Na twee ambtstermijnen paste Bouteflika doodleuk de grondwet zodanig aan dat hij eindeloos aan de macht kon blijven. Maar de zieke president vertoonde zich steeds minder in het openbaar. Het land werd bestuurd door een fantoom.
In 2019 kwam de onvrede tot een uitbarsting in volksopstand Hirak (letterlijk ‘beweging’). Met wat trekken en duwen verdween Bouteflika definitief van het toneel, maar tot een nieuw regime kwam het niet. Het leger, als vanouds bepalend, greep tijdelijk de macht en schoof vervolgens Abdelmadjid Tebboune naar voren als nieuwe president. Niet voor het eerst bevestigde Algerije zijn bedenkelijke reputatie als deep state, zoals de Franse Midden-Oostenspecialist Jean-Pierre Filiu overtuigend heeft aangetoond. Met de aanstelling van deze oude apparatsjik vervloog elke hoop op vernieuwing. De Hirak smoorde in repressie en de corona-pandemie.
De speelruimte voor vrije gedachten en kritiek, fundament voor een open samenleving, slinkt zienderogen. Media zijn gemuilkorfd en tientallen opponenten zijn met of zonder proces achter de tralies verdwenen.
Ruimte voor kritiek op regime en religie door seculiere intelligentsia wordt steeds verder ingeperkt. De afgelopen jaren, sinds de val van Bouteflika en het inzinken van volksopstand Hirak, heeft het nieuwe bewind de touwtjes stilaan strakker getrokken. De speelruimte voor vrije gedachten en kritiek, fundament voor een open samenleving, slinkt zienderogen. Media zijn gemuilkorfd en tientallen opponenten zijn met of zonder proces achter de tralies verdwenen.
Ook internationaal sloot het land zich steeds meer af. Algiers, van oudsher sterk pro-Moskou en fel anti-Israël, zakte weg in isolement. Terwijl buurland en rivaal Marokko op economisch en diplomatiek vlak kleine stappen maakte, bleef Algerije verweesd achter. Een belangrijk twistpunt tussen beide landen is de Westelijke Sahara. Rabat claimt dit gebied terwijl Algiers het zelfbeschikkingsrecht van de Saharanen steunt. Grensstadje Tindouf fungeert al decennialang als opvangkamp voor vluchtelingen en uitvalsbasis van bevrijdingsbeweging Polisario.
Medio 2024 kwamen deze nationale en internationale spanningsvelden bij elkaar, wat tot een nieuwe climax leidde. Tijdens een staatsbezoek aan Rabat in oktober erkende Emmanuel Macron Marokko’s claim op de Westelijke Sahara. Algiers reageerde furieus. Bij zijn aantreden in 2017 had de Franse president nog alles in het werk gesteld om de relatie met de voormalige kroonkolonie te verbeteren. Vergeefse moeite, Algiers gaf niet thuis. Overigens luidt een Frans bon mot dat Franse presidentschappen altijd starten in Algiers maar eindigen in Rabat. De machthebbers wortelen nog altijd in de antikoloniale bevrijdingsbeweging Front de Libération Nationale (FLN) en ontlenen aan de onafhankelijkheidsstrijd hun legitimatie. Dit specifieke koloniale verleden zetten ze in als politiek instrument om Frankrijk te pas en te onpas te chanteren. Deze ‘rente mémorielle’ is een bron van inkomsten, net zoals olie- en gasbaten, maar leidt enkel tot verstarring.
In 2023 verliet Daoud halsoverkop zijn geboorteland nadat hij door de geheime dienst was uitgenodigd voor ‘een kopje koffie’. Het gesprek verliep hoffelijk maar de boodschap was duidelijk.
Pionnen
Inmiddels zijn Daoud en Sansal pionnen in een groter geopolitiek en politiek-ideologisch schaakspel. In 2023 verliet Daoud halsoverkop zijn geboorteland nadat hij door de geheime dienst was uitgenodigd voor ‘een kopje koffie’. Het gesprek verliep hoffelijk maar de boodschap was duidelijk. Inmiddels woont hij met zijn gezin in Parijs en beschikt hij over de Franse nationaliteit.
De oudere Sansal bleef in zijn geboorteland wonen, hoewel hij zich steeds nadrukkelijker oriënteerde op een vertrek naar Frankrijk en in de zomer van 2024 ook de Franse nationaliteit verwierf. Zijn arrestatie en ‘embastillement’ volgden op een interview in het extreemrechtse blad Frontières (2 oktober 2024) waarin hij stelde dat westelijk Algerije bij de kolonisering door Frankrijk eigenlijk deel uitmaakte van Marokko: ‘Tlemcen, Oran en zelfs tot aan Mascara: die hele regio maakte deel uit van het koninkrijk Marokko.’ Harder had Sansal het autocratische regime niet tegen de schenen kunnen schoppen. Bij terugkeer uit Frankrijk, waar hij was geweest om zijn nieuwe roman Vivre: le compte à rebours te promoten en zijn (definitieve) vertrek uit Algerije te verkennen, werd hij opgepakt. De aanklacht luidt ‘ondermijnen van de nationale eenheid’. Algerijnse autoriteiten weigerden consulair bezoek en raadpleging door een Franse advocaat. In een showproces, maart 2025, eiste de openbaar aanklager tien jaar cel tegen de schrijver.
Franse en buitenlandse intellectuelen verklaarden zich solidair met hun bejaarde collega. In verschillende petities en op bijeenkomsten, zoals op 17 februari in het Institut du monde arabe te Parijs en op 25 maart nabij de Franse Tweede Kamer, eisten ze zijn vrijlating. President Macron veroordeelde de arrestatie en verklaarde bij de nieuwjaarsreceptie voor Franse ambassadeurs op 5 januari dat Algerije ‘zichzelf onteert’ (‘se déshonore’). Maar steun voor Sansal is er eigenlijk alleen ter rechterzijde van politiek en media, vanwege zijn positie in het Franstalige intellectuele landschap. De resolutie die het Europese Parlement op 23 januari in stemming bracht en waarin zijn vrijlating werd bepleit maakt dat duidelijk. Een overgrote meerderheid van de ruim 600 parlementariërs was hier voor. Enkele tientallen onthielden zich van stemming of stemden tegen. Onder die laatsten schaarde zich Rima Hassan van La France Insoumise. De extreemlinkse politica wees onder meer op instrumentalisering van de zaak-Sansal door rechts. Hassans uitspraken leidden tot een storm aan protest, ook onder socialisten en voormalige partijgenoten van LFI. Zij benadrukten dat het niet gaat om ideologische meningsverschillen maar om een fundamentele claim op vrijheid: een schrijver hoort niet in de gevangenis. Een debat over opvattingen moet in alle openheid kunnen plaatsvinden. Hassan, linkerhand van LFI-leider Jean-Luc Mélenchon, staat bekend om haar provocaties. Ze plaatste op haar X-account (9 juli 2024) dat Algerije net zoals in de jaren zestig nog altijd ‘het mekka voor revolutionairen en van vrijheid’ is. Sansal belichaamt in haar ogen een koloniaal en islamofoob Frankrijk.
Kritiek op islamisme heeft in een islamitische samenleving nu eenmaal een andere impact dan in een omgeving waar moslims een minderheid vormen. Voor links-seculiere intelligentsia is niet de islam maar reactionair rechts de belangrijkste opponent.
Onder vuur
Het radicale engagement van Sansal en Daoud landt in Frankrijk anders dan in Algerije. In een in toenemende mate gepolariseerde samenleving is het lastig een ‘juste milieu’ te vinden. Gematigde links-seculiere stemmen zoals Hakim El Karoui, auteur van het scherpzinnige L’islam, une religion française (2018), moeten moeite doen om gehoord te worden. Vanwege hun ferme standpunten inzake laïcité, islam en migratie zijn de schrijvers voor veel (radicaal-)linkse intellectuelen personae non gratae. Tekenend is dat een voor de hand liggend podium zoals de internationaal gerenommeerde avondkrant Le Monde hen angstvallig op afstand houdt. Volgens socioloog en literatuurwetenschapper Tristan Leperlier is de positie van Daoud en Sansal als het ware gekanteld. Kritiek op islamisme heeft in een islamitische samenleving nu eenmaal een andere impact dan in een omgeving waar moslims een minderheid vormen. Voor links-seculiere intelligentsia is niet de islam maar reactionair rechts de belangrijkste opponent, zoals Leperlier heeft betoogd. Daarentegen ontvangen beide intellectuelen steun uit de hoek van liberalen, conservatieven en ook: identitair rechts dat zich afzet tegen ‘islamo-linksisme’ (‘islamogauchisme’). De schrijvers laveren tussen twee polen en het is daarmee een beetje zoals de Marokkaans-Nederlandse auteur Fouad Laroui dat in De Groene Amsterdammer (28 juli 2010) heeft omschreven: ‘De migrantschrijver blijft zichzelf en wordt niet opgemerkt, óf hij schrijft wat anderen willen lezen, wordt opgemerkt, maar is zichzelf niet meer.’
Dit laatste geldt met name voor Sansal. Vergeleken bij Daoud is hij altijd al polemischer geweest, ongepolijster ook. Meer dan eens omschreef hij zijn geboorteland als ‘een openluchtgevangenis’. De afgelopen jaren heeft Sansal zich openlijk geëncanailleerd met extreemrechts in Frankrijk door zich te verbinden aan Frontières. Dit onlineplatform is te beschouwen als de ideologische tegenhanger van het bekendere radicaallinkse Mediapart – maar dan zonder de onderzoeksjournalistieke diepgang. De website www.frontieresmedia.fr omschrijft Sansal zelfs als verzetsstrijder tegen islamisme. In artikelen en interviews wijst hij erop dat het islamisme de eerste vijand van Frankrijk is (Frontières, 9 oktober 2023) en vraagt hij zich af of moskeeën niet beter gesloten zouden kunnen worden omdat ze geen gebedshuizen maar machtscentra zijn (Frontières, 17 oktober 2024). Zover gaat Daoud bij lange na niet. Hij noemt het Westen weliswaar naïef waar het gaat om kwesties als migratie en islamisme – over deze en andere zaken schrijft hij in zijn column voor het rechts-liberale opinieweekblad Le Point– maar hij houdt angstvallig gepaste afstand tot identitair rechts.
‘De migrantschrijver blijft zichzelf en wordt niet opgemerkt, óf hij schrijft wat anderen willen lezen, wordt opgemerkt, maar is zichzelf niet meer.’
Algiers is erin geslaagd Sansal achter slot en grendel te zetten. Daoud is de dans ontsprongen, maar het regime probeert inmiddels op alle mogelijke manieren de schrijver in diskrediet te brengen en wordt hierbij geholpen door extreemlinks in Frankrijk. Sovjetmethoden worden niet geschuwd. Het regime in Algiers startte afgelopen najaar een lastercampagne. Saâda Arbane, de Algerijnse die Daoud ervan beschuldigt zonder toestemming haar levensverhaal te hebben opgenomen in zijn roman, gaf een interview op de staatstelevisie en diende vervolgens een klacht in. Haar dramatische verhaal – tijdens de burgeroorlog sneden islamisten haar keel door, maar op wonderbaarlijke wijze overleefde ze dat – zou ze aan Daouds vrouw Aïcha Dahdouh hebben verteld, die psychiater is en bij wie Saâda jarenlang over de vloer kwam voor de behandeling van haar trauma. De schrijver deed de beschuldiging af als onzin en benadrukte dat Saâda’s optreden naadloos past in de haatcampagne die de overheid al jaren tegen hem voert. Daoud ontkent niet dat Houris is geïnspireerd op de tragische gebeurtenissen uit de jaren negentig, maar de intrige en personages zijn fictief. Hij voert aan dat Saâda’s levensverhaal al lang en breed bekend was. Dit klopt. Zo vertelde Saâda’s adoptiemoeder in 2022 haar verhaal in De Groene Amsterdammer, in een artikel over de nasleep van zestig jaar Algerijnse onafhankelijkheid.
Deze lastercampagne kreeg een nieuwe wending toen Mediapart op 14 februari een uitgebreid dossier over Saâda Arbane publiceerde. Dat de extreemlinkse onderzoekssite zich op deze zaak heeft gestort is verklaarbaar: culturalist Daoud moet bungelen. Mediapart-journalisten Nejma Brahim en Faïza Zerouala werden door de Algerijnse autoriteiten met alle egards ontvangen en behandeld: begeleiding ter plekke, toegang tot Saâda, haar familieleden en elke denkbare getuige die ze maar wilden spreken.
Hubris
Zonder Daoud in diskrediet te brengen is het ook mogelijk enkele kritische kanttekeningen bij zijn opstelling te plaatsen. De schrijver kondigde Houris aan als het werk dat het taboe op de burgeroorlog zou doorbreken. Dit is onjuist; de lijst romans en getuigenissen over dat loden decennium vult met gemak een boekenkast. Naast Sansals eersteling een willekeurige greep uit de voorhanden zijnde titels: in 1998 schreef Yasmina Khadra Les agneaux du seigneur over de impact van het islamitisch fundamentalisme op het dagelijks leven in een dorpje. Adlène Meddi kwam in 2017 met 1994, over scholierenverzet tijdens de vuile oorlog. En Abdallah Aggoune schreef in 2020 over zijn ervaringen als arts in Blouse blanche – Zone grise – Décennie noire. Opmerkelijk in dit verband is dat Daouds uitgever Gallimard begin 2024 Bientôt les vivants uitbracht. Ook deze roman van de Frans-Algerijnse Amina Damerdji (1987) is geconstrueerd rond een vrouwelijk hoofdpersonage en een beruchte slachtpartij onder de burgerbevolking door islamitische terroristen. In tegenstelling tot Daoud is Damerdji geen gevestigde auteur, geen gevluchte dissident en mengt zij zich niet in debatten over islam, migratie en secularisme.
Tenslotte, veelbetekenend is de reactie van Daouds eerste uitgever Sofiane Hadjadj van Éditions Barzakh in het dossier dat Mediapart samenstelde. Hadjadj legde met de uitgave van Meursault, contre-enquête de basis voor Daouds doorbraak. De Algierse uitgever vindt de opstelling van zijn voormalige sterauteur op zijn zachtst gezegd onhandig (‘maladroit’). In zijn ogen heeft Daoud het debat over (de verwerking van) de burgeroorlog een slechte dienst bewezen, de lezing ervan vertekend en degenen die hier al decennialang over schrijven nodeloos gekwetst. Als Daoud deze literaire voorgeschiedenis had erkend, had Houris een nieuw stukje kunnen zijn in de complexe puzzel die het Algerijnse collectieve geheugen is. Dat zou de publieke ontvangst in Algerije ook ten goede zijn gekomen. En dan zou het zelfs mogelijk zijn geweest de roman in Algiers te publiceren. In een mailwisseling voegt de uitgever hier nog aan toe dat Daoud momenteel de kaart van vervolgde speelt; een strategie die misschien werkt voor een meerderheid, maar lang niet voor iedereen. Kortom, Houris is omgeven met een zweem van hubris.
Houden de beschuldigingen aan het adres van Daoud, zijn vrouw en uitgever stand? Misschien, misschien ook niet. Houris is een roman, gebaseerd op feiten, personen en verhalen uit de burgeroorlog. Fictie. En zolang de roman bestaat, herkennen personen zich in personages. Wat de uitkomst van deze zaak ook zal zijn, de roman is er. Van Houris zijn inmiddels honderdduizenden exemplaren verkocht.
Het lot van Sansal werd in maart bezegeld: een Algerijnse rechtbank veroordeelde hem tot vijf jaar cel en legde hem een boete op. De Franse regering hoopt dat president Tebboune hem na de veroordeling en vastzetting vervolgens toch gratie zal verlenen. Zo’n ‘oplossing’ voorkomt gezichtsverlies voor het Algerijnse regime en biedt een opening de bilaterale relatie weer op de rails te zetten. In afwachting van een nieuw hoofdstuk in deze affaire bevinden Sansal en Daoud, uitgesproken pleitbezorgers van het vrije woord en de open samenleving, zich in een weinig benijdenswaardige positie, want: uitgekotst (en vastgezet) in hun geboorteland en omstreden in Frankrijk. Voor hen lijkt de rust van Fernay, waar Voltaire aan zijn oeuvre kon werken, nog ver weg.