Advertentie
Princeton-university-press

Het platteland door de ogen van moslima’s in Leila Aboulela’s «Bird Summons»

Het platteland speelt een belangrijke rol in de nationale verbeelding van het Verenigd Koninkrijk. In contrast met de meer cultureel en etnisch diverse steden, wordt het in de populaire cultuur vaak afgebeeld als een ‘witte’ ruimte die de bewaarplaats is van oorspronkelijke en authentieke Britse waarden. Zij die als niet-wit of als ‘anders’ gezien worden, blijven doorgaans uitgesloten van Britse culturele verbeeldingen van het platteland. Dat geldt vooral voor Britse moslims. In literatuur en film worden zij vaak geportretteerd als stedelingen, niet-passend in het plaatje van de witte geseculariseerde Britse natie, die in haar christelijke tradities en geschiedenis verankerd blijft. Dit is zelfs zo in het toenemend aantal populaire romans van schrijvers met een islamitische achtergrond, zoals The Black Album (1995) van Hanif Kureishi, Brick Lane (2003) van Monica Ali, Het huis van de vier winden (2011) van Elif Shafak, als ook De vertaalster (1999) en Minaret (2005) van Leila Aboulela. Aboulela’s roman Bird Summons uit 2019 vormt hierop een zeldzame uitzondering. De roman vertelt het verhaal van drie moslima’s van kleur die naar de Schotse Hooglanden reizen om het graf van de Britse aristocrate en moslimbekeerlinge Lady Evelyn Cobbold (1867- 1963) te bezoeken – voor zover bekend de eerste in Groot-Brittannië geboren vrouw die de pelgrimsreis naar Mekka maakte.

Besproken boeken

Deze publicatie komt voort uit het project ‘De verbeelding van het platteland in een globaliserende wereld’ (RURALIMAGINATIONS, 2018-23) waarvoor financiering is ontvangen van de Europese Onderzoeksraad onder het Horizon 2020 onderzoeks- en innovatieprogramma van de Europese Unie (subsidieovereenkomst No. 772436).

Aboulela is een bekroonde romanschrijfster van Soedanese en Egyptische komaf die naar Schotland verhuisde toen ze in de twintig was. Haar romans en toneelstukken gaan over het leven van moslims in Europa en onderzoeken thema’s als islamitische spiritualiteit en identiteitspolitiek. Aboulela grijpt daarbij terug op de verhalende tradities in de islamitische cultuur. Zo verwijst de titel van de roman Bird Summons naar het gedicht ‘De samenspraak van de vogels’ (1177) van de Perzische soefi-dichter Farid ud-Din Attar (ca.1145-1221) en naar het soefisme in bredere zin. Als een alternatieve versie van de roadtrip-roman – die vaak witte mannelijke personages in de hoofdrol heeft – presenteert Bird Summons een kritische lezing van de dominante verbeelding van het Britse platteland, en die van de Schotse Hooglanden in het bijzonder.

Het pastorale platteland

Eén van de belangrijkste literaire genres die ‘Britsheid’, het Britse platteland en het christendom met elkaar verbindt, is de pastorale. De pastorale construeert het platteland als een geïdealiseerd toevluchtsoord, ver van alle stedelijke beslommeringen en angsten. Het appelleert aan het gevoel van verlies van een rijk verleden, alsook aan de belofte van een betere toekomst. Raymond Williams stelt dat de Engelse pastorale met name in de 16e en 17e eeuw geassocieerd werd met Christus, vanwege de metafoor van de goede herder en de christelijke voorstelling van een geïdealiseerd Hof van Eden in een ver verleden. Dit paradijs ligt ten grondslag aan pastorale verbeeldingen die het verlangen naar een gouden tijd oproepen. In Bird Summons is het deze pastorale belofte die Salma, een Egyptische massagetherapeute van middelbare leeftijd en echtgenote van een witte tot de islam bekeerde Schot, doet besluiten om een reis naar het platteland te organiseren voor de moslimvrouwengroep waar zij deel van uitmaakt.

Salma ziet het platteland niet alleen als een plek om uit te rusten en te ontspannen, weg van de drukte van de stad, maar ook als een omgeving waar ze een antwoord kan vinden op de vraag hoe zij ‘beter kan integreren’ (1). Salma voelt zich, als enige in haar gezin die niet in het Verenigd Koninkrijk geboren is, vervreemd van haar Britse kinderen en echtgenoot, van wie ze denkt dat ze haar als ‘anders’ zien. In Lady Evelyn herkent zij een belangrijke Britse historische moslimvrouw, een rolmodel met wie ze zich kan identificeren.

Hooibalen bij Dunnottar. Foto: José M. Alarcón, 2020.

Aboulela vestigt de aandacht op het belang van niet-stedelijke geschiedenissen van Britse moslims wanneer ze schrijft dat Salma zich wil verdiepen in de ‘geschiedenis van de islam in Groot-Brittannië’, en in het bijzonder in die van Lady Evelyn als een vrouw geboren ‘op deze grond en van (haar) geloof, (…) voor wie dit eiland een geërfd in plaats van een geadopteerd thuis was’ (1). In de roman wordt het platteland gecontrasteerd met de cultureel diverse stad en de vele mosliminstellingen en -bedrijven die daar onderdeel vormen van het straatbeeld: de moskeeën met hun minaretten, de halal-slagers en kebabrestaurants. Salma beleeft het platteland als een pastorale plek die historisch met het christendom is verbonden. Tijdens een tussenstop bij kasteel Dunnottar bijvoorbeeld, met het romantische landschap van ‘hoge heuvels waar opgerolde hooibalen er als omgewentelde vaten uitzagen’ (40) nog op haar netvlies, vraagt ze zich af hoe het kasteel eruitzag toen Lady Evelyn het in de 19e eeuw bezocht. In een poging zich één te voelen met deze plek denkt Salma aan de overeenkomsten tussen haarzelf en de christenen die honderden jaren geleden hun geloof beleden in de kapel van het kasteel. Ze merkt op dat de kapel is gebouwd in lijn met de qibla, de gebedsrichting van Mekka, en ze stelt zich voor dat ze dit inzicht met Lady Evelyn deelt.

De wijze waarop Salma zich verhoudt tot Lady Evelyn als Britse moslimvrouw uit het verleden maakt het makkelijker om de situatie waarin zij zich bevindt te accepteren, en het gevoel te krijgen dat ze ‘erbij hoort’. De scène bij kasteel Dunnottar is bovendien een vooruitwijzing naar het feit dat de pastorale voorstelling voor Salma niet zozeer gelegen is in de geromantiseerde fantasie van het platteland als in de betere toekomst waarvan ze zichzelf probeert te verzekeren door een bezoek te brengen aan Lady Evelyns graf in de Schotse Hooglanden – een plek die eerder geassocieerd wordt met het sublieme dan met het pastorale landschap.

Sublieme Hooglanden

De Schotse Hooglanden spelen een specifieke rol in Britse verbeeldingen van het platteland. Dit heeft te maken met de rol van Schotland, en de Schotse Hooglanden in het bijzonder, als Britse interne koloniale Ander – een beeld dat mede gevormd is door de 18e-eeuwse Jacobitische opstanden en de ontruiming van de Hooglanden. Culturele verbeeldingen uit deze tijd, waaronder de in de jaren 1760 gepubliceerde Ossiaanse epen van James MacPherson (1736-1796), populariseerden de Hooglanden als een geromantiseerde plek van ongerepte en uitgestrekte wildernis. Hierdoor werden de Hooglanden een gewilde toeristische bestemming, in het bijzonder voor de jacht op wilde dieren door de Britse elite. Daarnaast werden de Hooglandse landschappen de exemplarische setting voor het door Edmund Burke (1729-1797) geponeerde idee van het sublieme. Volgens Burke vormt het sublieme een zintuiglijke ervaring die heel anders is dan de esthetisch behagende ervaring van schoonheid. Het sublieme komt voort uit ‘(a)lle dingen die, op welke manier dan ook, angstaanjagend zijn of verband houden met iets verschrikkelijks, of een vergelijkbare uitwerking hebben als angst en afschuw’ (Burke, 2004, 92). De dreiging van het angstaanjagende neemt af wanneer het sublieme op veilige afstand aanschouwd wordt, wat tot een catharsis van vreugde en verrukking leidt. In Aboulela’s roman breekt Salma’s beleving van de Hooglanden opmerkelijk genoeg met deze perceptie van het landschap als uitgelezen locatie van het sublieme.

Landschap in de Schotse Hooglanden. Foto: Anders Nord, 2019.

Salma ervaart de Hooglanden als een plek van aangename schoonheid, die haar de tijd en vrijheid biedt om na te denken over hoe zij zich meer thuis kan voelen in het Verenigd Koninkrijk en in haar Britse gezin. Ze loopt hard in de natuur, een recreatieve bezigheid die veel voorkomt in hedendaagse pastorale verbeeldingen van het platteland. Tegelijkertijd begint ze ook telefoongesprekken te voeren met haar eerste liefde, Amir, een chirurg die in Egypte woont. De gesprekken met Amir worden gevoed door Salma’s nostalgie naar de tijd vóór haar verhuizing naar het Verenigd Koninkrijk, en naar een land waar ze zich wel thuis voelde. Hoewel ze steeds vaker bellen, voelt Salma zich er niet beter door, en krijgt ze ook schuldgevoelens tegenover haar man. Dit komt tot uiting in een nachtmerrieachtig voorval dat beschreven wordt als een magisch-realistische gebeurtenis. Tijdens een wandeling ziet Salma een hardloper in een rood T-shirt die zij al vaker heeft gezien. Zij herkent hem als Amir en besluit hem te volgen. De hardloper leidt haar naar een jachthut aan de rand van het bos en, door de hut, naar de campus van haar universiteit in Egypte, om uiteindelijk in Amirs operatiekamer te belanden, waar zij van haar spierweefsel wordt ontdaan en vervolgens, verlamd en niet meer in staat te bewegen, wordt achtergelaten.

Deze magisch-realistische metamorfose verstoort de realistische vertelstructuur zodanig dat zij hier functioneert als een voorbeeld van het postmoderne sublieme, zoals beschreven door de Franse filosoof Jean-François Lyotard (1924-1998). Het postmoderne sublieme, zo stelt Lyotard, werkt als een ontwrichtende kritiek op normatieve structuren. Door vertrouwde structuren, zoals de gemeenschappelijke ervaring van nostalgie naar een geromantiseerd verleden, op losse schroeven te zetten, weigert het postmoderne sublieme deze te herbevestigen. Salma’s metamorfose leidt niet alleen tot een verdere magisch-realistische zoektocht gerelateerd aan haar geloof, maar geeft ook een nieuwe context en betekenis aan eerdere verschijningen van de hardloper in het rode T-shirt en andere motieven in de roman. Deze herkadering zorgt ervoor dat lezers hun interpretatie van eerdere gebeurtenissen die binnen een realistische vertelling plaats leken te vinden moeten herzien, en verstoort Salma’s nostalgie naar een vorig leven, dat zij (letterlijk en figuurlijk) najoeg in het landschap van de Hooglanden. De destabiliserende kracht van het postmoderne sublieme verhindert ook een geromantiseerde lezing van de Hooglanden.

Opmerkelijk is dat juist de jachttoerist en zijn verlangen naar het sublieme in de Schotse Hooglanden zorgt voor een laatste obstakel in Salma’s bezoek aan het graf van Lady Evelyn. De reis van de vrouwen valt samen met het seizoen voor de hertenjacht. Hierdoor kunnen zij het landgoed waar het graf zich bevindt niet op rijden ‘omdat de auto de herten zou afschrikken’ (112) en daarmee de jachtactiviteiten zou verstoren. Daarom moeten de drie vrouwen de bijna twintig kilometer naar de begraafplaats bij de Glenuaig Lodge te voet afleggen. Twee van hen geven voortijdig op en keren terug naar de auto. Als Salma uiteindelijk als enige het graf bereikt, ziet ze hoe ‘iemand … gevoed door woede’ (280) geprobeerd heeft om een Koranvers op de grafsteen weg te krassen. De grafschennis vestigt de aandacht op de islamofobie in het Verenigd Koninkrijk, die in recente jaren tot een toename van vandalisme van islamitische gebedshuizen heeft geleid. Het illustreert ook hoezeer de islam als storend wordt gezien in de verbeelding van het platteland als bewaarplaats van Britse/Schotse nationale waarden. Al in de eerste pagina’s van de roman komt deze grafschennis aan de orde en wordt er met afschuw over gesproken door de leden van de moslimvrouwengroep, die stellen dat ‘de haters je toch wel weten te vinden’, zelfs ‘middenin het niets’ (2, nadruk in de tekst). De meesten van hen besluiten om deze reden niet mee te gaan op de geplande reis.

Terwijl Salma bij het graf van Lady Evelyn denkt aan alles wat ze heeft doorgemaakt om hier te komen, heeft ze plots een toekomstvisioen waarin haar duidelijk wordt dat ze tot haar dood in het Verenigd Koninkrijk zal blijven. Door het visioen realiseert ze zich dat er geen definitieve antwoorden bestaan op de vraag hoe zij beter kan integreren – zelfs niet op het platteland. Dit is niet de openbaring die ze voor ogen had toen ze Lady Evelyns spoor volgde, en Salma realiseert zich dat haar toevlucht tot de Hooglanden geen hoop biedt op een betere toekomst maar enkel een ‘nog bitterder uitstel van de toekomst’ (281). Als ze het graf verlaat om zich weer bij haar vriendinnen te voegen, die bij de auto op haar staan te wachten, wordt ze opgeschrikt door het geluid van een geweerschot. Ze zoekt in eerste instantie dekking, maar als ze ‘de laatste spurten’ van een gewond hert hoort, gaat ze liggen in het gras en voelt ze zich, voor het eerst, vredig, ‘zonder gedachten of stemmen, zonder beelden of woorden’ (282). Later vertelt ze aan haar vriendinnen dat ze doodging, maar zich er ‘des te beter door voelde’ (282).

Deze laatste magisch-realistische scène, en Salma’s symbolische dood in haar vereenzelviging met het hert dat, net als zij, het onvermijdelijke niet langer kan ontlopen, kunnen gelezen worden als weer een andere notie van het sublieme: die van het ‘sublieme zelf ’ in het soefisme, een mystieke stroming binnen de islam. Het sublieme zelf is in het soefisme een staat die bereikt kan woorden middels ‘de dissolutie van het zelf door toewijding aan God, zodat alleen de attributen van de goddelijke genade overblijven’ (Wilcox, 2011, 97). Dit idee is gestoeld op de onderling verbonden concepten van fanā en ba’. Fanā verwijst naar de symbolische dood van het zelf en baqā’ naar het ‘overleven (…) van de onzelfzuchtige goddelijke kwaliteiten’ die door God gegeven zijn (Wilcox, 2011, 95). Door haar ervaring van fanā en baqā’, haar magisch-realistische metamorfose en het visioen bij het graf van Lady Evelyn scheidt Salma zich af van haar fysieke zelf en van al de verlangens en verleidingen van dit zelf, die wegvallen en ophouden te bestaan. Deze hogere spirituele staat van het soefistische sublieme stelt haar in staat troost te vinden in het één-zijn met God en haar geloof.

Door Salma’s reis te beschrijven in termen van het pastorale en het sublieme, en door Salma’s verlangens te verbinden met de Schotse Hooglanden, biedt Bird Summons een verbeelding van het platteland vanuit een moslim-inclusief perspectief. De roman kan dan ook gelezen worden als kritiek op dominante verbeeldingen die de islam op het platteland onzichtbaar maken of reduceren tot verstorend element.

Vertaald uit het Engels door Moosje Moti Goosen.

Literatuur

  • Leila Aboulela, Bird Summons (Weidenfeld and Nicholson, 2019).
  • Edmund Burke, Een filosofisch onderzoek naar de oorsprong van onze denkbeelden over het sublieme en het schone, vert. Wessel Krul (Historische Uitgeverij, 2004).
  • Jean-François Lyotard, The Postmodern Explained: Correspondence 1982-1985 (University of Minnesota Press, 1992).
  • Andrew Wilcox, ‘The Dual Mystical Concepts of Fanā and Baqā’ in Early Sufism’, British Journal of Middle Eastern Studies 38/1 (2011): 95-118.
  • Raymond Williams, The Country & the City (Oxford University Press, 1973).