Advertentie
Princeton-university-press

Plattelandsmythologie: het ideaalbeeld van de Amerikaanse boer in «The Dirty Life»

Het contrast tussen de stad en het platteland in Westerse landen wordt vaak uitvergroot om het platteland voor te stellen als ontsnapping aan de chaos van het stadsleven. Ook tijdens de COVID-19 pandemie trekken veel, vooral welvarende mensen van de stad naar het platteland. De trek naar het platteland is een trending topic op sociale media waarbij ‘cottagecore’ het platteland verbeeldt als beter, gezonder en mooier dan de stad. Dit beeld vindt niet alleen weerklank onder stedelingen, maar komt ook veel voor onder de mensen op het platteland zelf, die vasthouden aan een nostalgisch en romantisch idee van het platteland dat vaak niet overeenkomt met de realiteit van het dagelijkse leven.

Besproken boeken

Deze publicatie komt voort uit het project ‘De verbeelding van het platteland in een globaliserende wereld’ (RURALIMAGINATIONS, 2018-23) waarvoor financiering is ontvangen van de Europese Onderzoeksraad onder het Horizon 2020 onderzoeks- en innovatieprogramma van de Europese Unie (subsidieovereenkomst No. 772436).

Aan de hand van de Amerikaanse autobiografie The Dirty Life: On Farming, Food and Love van Kristin Kimball uit 2010 bekijk ik de mythe van het platteland en laat ik zien hoe de idyllische status die traditioneel wordt toegeschreven aan het Amerikaanse platteland wordt herbevestigd. Dit boek, vertaald naar het Nederlands door Ruud van de Plassche als Mijn aardse leven: Hoe een boerderij mijn leven veranderde, past in een publicatietrend van autobiografieën over voedsel en zelfvoorzienend leven. De Engelse titel duidt niet alleen op het verre van schone boerenbestaan, maar ook op het seksleven van Kristin en haar verloofde dat in het boek beschreven wordt. In het boek vertelt Kimball hoe zij, nadat zij verliefd is geworden op boer Mark, met hem een gemeenschapsboerderij opzet in het dorpje Essex, in het noorden van de staat New York. In de beschrijvingen van haar nieuwe leven leunt Kimball sterk op een idyllisch beeld van het platteland, dat zij nadrukkelijk tegenover haar negatieve weergave van de stad en stedelingen plaatst. Dit beeld wordt gekenmerkt door een nostalgische en romantiserende visie op de boerderij en een traditionele visie op gender en seksualiteit.

Nostalgie en romantisering

In Essex starten Kimball en Mark een gemeenschapslandbouwproject: klanten betalen een jaarlijks bedrag en krijgen dan in ruil daarvoor een deel van de oogst. Kimball omschrijft hoe welkom ze zich voelen bij hun aankomst in Essex: ‘sleepy with the approach of winter, (the village) had detected the presence of newcomers and roused itself to greet us’ (71). Zulke idyllische omschrijvingen van het dorpje als een rijk van natuurlijke schoonheid en vriendelijkheid worden steeds afgezet tegen Kimballs verbeelding van de stad New York als het lelijke en onvriendelijke centrum van globalisering.

Ook haar beschrijvingen van de tradities en mensen die zij op het platteland tegenkomt bevatten idyllische elementen. Deze komen het duidelijkst naar voren als het gaat over traditionele, kleinschalige manieren om het land te bewerken. Tijdens een ontmoeting met Shep Shields, een kennis van Kimball en Mark, spreken zij vol nostalgie over het boerenleven uit Sheps kindertijd, toen er nog geen moderne machines en technologie gebruikt werden. Shep legt de nadruk op het voorzien van het eigen gezin en de lokale gemeenschap ‘the way it had been done when he was a boy’ (81). In het gesprek wordt niet verwezen naar de economische levensvatbaarheid van dit soort landbouw in het heden, waarin de industriële agricultuur domineert. Alleen door de kwetsbaarheid van een kleinschalig, niet-gemechaniseerd landbouwbestaan onbenoemd te laten, kunnen traditionele landbouwtechnieken gerepresenteerd worden als verkiesbaar boven moderne technieken.

De nostalgie naar een simpel bestaan waarin het land op een authentieke manier bewerkt werd, komt ook naar voren als Kimball een handgemaakt hoefijzer vindt in één van haar velden. Ze merkt op: ‘This land had been farmed since before the American Revolution. The stock, the crops, the fence lines, the buildings, and the farmers had come and gone, passing over the fields like shadows in the course of the day’ (185-86). Deze nostalgische overpeinzing mondt uit in een dagdroom over het paard dat dit hoefijzer ooit verloor. Behalve door de bloemrijke taal die gebruikt wordt om het paard, de boer en het veld te omschrijven, krijgt de passage ook een sentimentele lading als Kimball opmerkt dat dit veld het soort grond heeft waar boeren van nu alleen maar van kunnen dromen. Kimballs dagdroom zit vol ongefundeerde aannames. Ze neemt bijvoorbeeld aan dat het hoefijzer van een oud, loyaal paard moet zijn geweest, terwijl het net zo goed van een jong, lastig te drijven paard afkomstig kan zijn. Het beeld van een paard en boer die jarenlang in harmonie hetzelfde stuk land bewerken is dus geen waarheidsgetrouwe weergave van het verleden, maar een constructie die perfect past in Kimballs nostalgische en sentimentele beeld van het boerenleven.

Gender en seksualiteit

Kimball beschrijft de boer van vroeger waarover zij fantaseert na het vinden van het hoefijzer expliciet als man of jongen: ‘I thought of the farmer who drove the horse, the man or boy who appreciated the rockless, forgiving soil’ (186). Kimball bevestigt het traditionele beeld van de landbouw als een mannelijk beroep, of liever roeping. Ondanks het feit dat zij zelf een vrouw is die boert, sluit Kimball de vrouw uit van het ideaalbeeld van de Amerikaanse boer, dat teruggaat op de Amerikaanse agrarische mythe. Deze mythe vindt zijn oorsprong bij founding father en derde President van de Verenigde Staten Thomas Jefferson (1743-1826), die stelde dat het boerenleven gekenmerkt wordt door kleinschalige boerderijen waarbij kennis wordt doorgegeven van vader op zoon. De vrouw wordt daarbij nadrukkelijk niet als boer voorgesteld.

The Dirty Life bevestigt niet alleen de traditionele genderrollen die onderdeel uitmaken van idyllische verbeeldingen van het platteland, maar verbindt het platteland ook met een specifieke vorm van mannelijke seksualiteit. Het seksleven van Kimball en Mark speelt een centrale rol in het boek en is de drijvende kracht achter haar keuze om met hem een boerderij op te starten. Marks kwaliteiten als minnaar worden verbonden met de tegenstelling tussen de gecorrumpeerde en geperverteerde stad en het pure, eerlijke platteland:

I wish every woman could have as a lover at some point in her life a man who never smoked or drank too much or became jaded from kissing too many girls or looking at porn, someone with the gracious muscles that come from honest work and not from the gym, someone unashamed for the animal side of human nature (24).

Door te stellen dat elke vrouw een man ‘zoals Mark’ zou moeten ervaren, wordt hij uitgeroepen tot de belichaming van een superieure mannelijkheid, gelokaliseerd op het platteland en meer specifiek op de boerderij. Deze omschrijving valt nauw samen met de idyllische verheerlijking van het plattelandsleven – en met name het hardwerkende leven van de boer – als meer nadrukkelijk belichaamd, en dus aardser en oorspronkelijker, dan het leven in de stad (Johnson, 2017, 29).

Kimballs verbeelding van de plattelandsman gaat voorbij aan het sociologisch onderzoek dat heeft uitgewezen dat de verheerlijking van een ‘dierlijke’ heteroseksuele masculiniteit op het platteland kan leiden tot het objectiveren van vrouwen en tot overmatig drugs- en alcoholgebruik onder mannen (Gorman-Murrray, Pini en Bryant, 2013, 8). Ze creëert in haar boek een absolute tegenstelling tussen mannelijkheid op het platteland en mannelijkheid in de stad, waarbij de stedelijke man wordt gekenmerkt door zijn excessieve drank- en drugsgebruik, seksuele ervaringen en sportschoolbezoeken, en de man van het platteland wordt neergezet als een liefdevolle, trouwe en pure maar ook wilde minnaar. Dat ze in haar overpeinzingen over Marks seksuele superioriteit wederom benadrukt hoe mannen op het platteland zich bezighouden met ‘het eerlijke werk’ van de landbouw laat zien hoe sterk de mythe van de gelukkige, eerlijke boer bijdraagt aan het sexappeal dat Mark voor haar heeft.

Hoewel The Dirty Life pretendeert, onder meer in de titel, het boerenbestaan niet mooier te maken dan het is, speelt Kimball in op traditionele, geromantiseerde beelden van het Amerikaanse platteland en meer specifiek de Amerikaanse boer. Haar boek bevestigt deze beelden door het heden op nostalgische wijze te verbinden met een mythisch, geromantiseerd verleden, en biedt geen ruimte voor een meer genuanceerde voorstelling van het hedendaagse platteland en de hedendaagse landbouw, waar het niet voor alle boeren financieel haalbaar is om moderne technieken af te wijzen en waar ruimte is voor een meer evenwichtige man-vrouwverhouding.

Literatuur

  • Andrew Gorman-Murray, Barbara Pini en Lia Bryant, Sexuality, Rurality, and Geography (Lexington Books, 2013).
  • Colin R. Johnson, ‘Funny Farm: Sexuality, Neoliberalism and the Refashioning of American Rural Life’, European Journal of Cultural Studies, 20/1 (2017): 25-38.
  • Kristin Kimball, The Dirty Life: On Farming, Food, and Love (Scribner, 2010).