Advertentie
Princeton-university-press

Literatuur voor economen (en vice versa?)

De gedragseconoom Richard Thaler kreeg onlangs nog de Nobelprijs voor de economie omdat hij ‘menselijke’, oftewel irrationele elementen heeft weten te incorporeren in modellen. Daarmee is het theoretische, op rationele modellen gebaseerde kader nog steeds intact: we handelen misschien wel irrationeel, maar wel op systematische en voorspelbare wijze. En incentives (‘prikkels’) sturen nog steeds ons gedrag, al spreekt men nu van nudges (‘duwtjes’). Maar wat Gary Saul Morson en Morton Schapiro laten zien – via literaire werken die ons dit laten invoelen – is juist hoe volkomen onvoorspelbaar mensen zich gedragen; hoe ze breken uit de patronen waar we ze in persen.

Besproken boeken

Al enige tijd overweeg ik, samen met twee collega’s die ook affiniteit hebben met zowel economie als literatuur, om een vak op te zetten dat de verbindingen tussen beide disciplines verkent. Er zijn tal van kruisbestuivingen die het onderzoeken waard zijn. Economische modellen zijn in feite utopieën; markten draaien op ficties – zoals bijvoorbeeld het begrip ‘arbeid’. Denk ook aan de vraag wat er nu precies tragisch is aan de ‘tragedie van de meent’ (tragedy of the commons, een bekend economisch probleem). En je zou zo een paar colleges kunnen wijden aan het door en door economische gedachtegoed van schrijvers als Arnon Grunberg of Michel Houellebecq.

Een van de valkuilen van zo’n vak is dat het literatuur uiteindelijk slechts inzet ter illustratie van economische theorieën, iets wat je vaker ziet in economische publicaties die zich op geesteswetenschappelijk terrein begeven. Zo legt Tomas Sedláček in zijn bestseller De economie van goed en kwaad uit 2009 op zich originele verbanden tussen onze economie en het Gilgamesj-epos of de Bijbel. Ook The Literary Book of Economics, van de hoogleraar economie Michael Watts, biedt een op zichzelf prachtige verzameling literaire fragmenten – van Shakespeares Koopman van Venetië tot Kurt Vonneguts dystopie Harrison Bergeron – die je als docent economie zou kunnen gebruiken. Maar de literaire verwijzingen in deze boeken hebben soms meer weg van franje en intellectuele opsmuk, dan van een dieper verband.

Cents and Sensibility: What Economics Can Learn from the Humanities boort daarentegen een goudader aan: menselijke keuzes. Economen denken te weten hoe mensen keuzes maken. De gedragseconoom Richard Thaler kreeg onlangs nog de Nobelprijs voor de economie omdat hij ‘menselijke’, oftewel irrationele elementen heeft weten te incorporeren in modellen. Daarmee is het theoretische, op rationele modellen gebaseerde kader nog steeds intact: we handelen misschien wel irrationeel, maar wel op systematische en voorspelbare wijze. En incentives (‘prikkels’) sturen nog steeds ons gedrag, al spreekt men nu van nudges (‘duwtjes’). Maar wat Gary Saul Morson en Morton Schapiro laten zien – via literaire werken die ons dit laten invoelen – is juist hoe volkomen onvoorspelbaar mensen zich gedragen; hoe ze breken uit de patronen waar we ze in persen.

Onlangs was Morson (1948) in Nederland om het boek dat hij met Schapiro schreef onder de aandacht te brengen – toevallig rond de tijd dat hier de oude discussie over het nut van literatuurwetenschap weer oplaaide. Filosoof Sebastien Valkenberg gooide de knuppel in het hoenderhok door in de Volkskrant (O&D, 13 augustus) te stellen dat het nog steeds ‘onleesbaarheid troef’ is als je de publicaties van literatuurwetenschappers bestudeert. Was het in de jaren zeventig het ‘structuralisme’, het speuren naar formele eigenschappen van teksten, dat zou zijn doorgeslagen, nu staren literatuurwetenschappers zich volgens Valkenberg blind op machtsrelaties die in teksten tot uitdrukking zouden komen. In ieder geval zou literatuurwetenschap niet over de vraag gaan waarom literatuur ‘goed’ is en zoveel lezers aantrekt. Valkenberg kreeg het voor de kiezen van literatuurwetenschappers, maar kon ook rekenen op bijval.

Het leek me interessant om, in het interview dat ik met hem zou hebben, deze discussie voor te leggen aan Morson, temeer daar hij zich als literatuurwetenschapper – hij is een gerenommeerd hoogleraar Slavische talen en culturen – ook kritisch uitlaat over zijn vakgenoten. Al meanderend zou het gesprek dan vanzelf wel uitkomen op de waarde van literatuur voor de economie.

[Paul Teule] Klopt het beeld dat literatuurwetenschappers hun aandacht hebben verlegd van formele eigenschappen van teksten naar machtsverhoudingen en disciplinering?

[Gary Saul Morson] Ja, vijfentwintig jaar geleden maakte je carrière door de structuur van teksten in kaart te brengen. Nu moet je zo politiek mogelijk zijn. Men deconstrueert tegenwoordig geen gedichten meer, maar ideologieën.

[PT] En wordt er door deze academici te ingewikkeld en te ‘deftig’ gedaan, zoals Van het Reve ooit beweerde?

[GSM] Veel artikelen zijn moeilijk te lezen, en dat komt door een logische denkfout: omdat echt ‘harde’ wetenschappelijke disciplines, zoals scheikunde of wiskunde, begrippen gebruiken die voor leken moeilijk te vatten zijn, denken veel literatuurwetenschappers dat ze door het gebruik van onbegrijpelijke begrippen wetenschap bedrijven. Daarbij plaatsen veel academici zichzelf vaak in een superieure positie: zij bestuderen schrijvers en boeken en maken naar aanleiding daarvan zelf nieuwe artefacten. Het is misschien een manier om prestige op te bouwen en carrière te maken, maar het staat te ver af van de literatuur zelf. Het goede van grote literaire werken wordt genegeerd.

[PT] Wat is dat dan, het ‘goede’ van literatuur?

[GSM] Dat je er ontzettend veel kunt leren. Je leert vooral om echt mee te voelen met anderen in een situatie, om empathisch te zijn, op allerlei manieren en in allerlei gradaties. En je kweekt daarbij oordeelsvermogen door je via romans in verschillende geloofwaardige personen en morele situaties te verplaatsen. Je leert de nesse van menselijke emoties, de nesse van ethische keuzes. Grote schrijvers, Tolstoj, George Eliot of Henry James, begrijpen de psychologie van mensen beter dan welke psycholoog dan ook – geen psycholoog kan een geloofwaardiger beeld van een mens creëren dan bijvoorbeeld George Eliot dat heeft gedaan met Dorothea Brooke.

[PT] In uw boek stelt u ook dat deze wijsheid die je opdoet niet goed te leren is buiten de boeken zelf. En dat romanschrijvers ons meer leren dan filosofen. Maar is dat wel echt zo? Is dat wat George Eliots of Henry James’ hoofdpersonen ons te leren hebben niet op enige manier te extraheren? Je kunt als filosoof toch, ik noem maar een voorbeeld, de moord die Raskolnikov begaat in Dostojevski’s Misdaad en Straf buiten het boek om analyseren?

[GSM] Nee, als je het buiten het boek trekt, dan verarm je de wijsheid. Wat literatuur biedt is niet een set aan morele proposities die je kunt formaliseren, maar een vaardigheid.

[PT] In Cents and Sensibility stelt u zelfs dat de grote werken van literatuur anti-theoretisch zijn. Dat ze laten zien dat abstraheren en theoretiseren niet werkt.

[GSM] Dat is standaard bij schrijvers als George Eliot of Toergenjev. Ze confronteren ons met een held die begint met een ideologie, zoals bijvoorbeeld het materialisme in Toergenjevs Vaders en zonen. Toergenjev laat zien waarom de held deze ideologie in eerste instantie aanhangt en wat voor ethische catastrofe daarop volgt, zodat de held leert wat er mis is met ideologisch denken op zich.

[PT] U haalt in dit verband ook Isaiah Berlins onderscheid tussen de ‘egel’ en de ‘vos’ aan in uw boek. Kunt u dat nog eens uitleggen?

[GSM] Het onderscheid komt van de Griekse dichter Archilochus, die zei: ‘De vos kent vele dingen, en de egel kent één groot ding.’ Voor mij betekent dit dat je twee soorten denkers hebt: de ene soort bouwt theorieën, daar ligt hun kracht. Denk aan Hegel en Marx, maar ook aan hedendaagse economen als Gary Becker. Maar dan heb je ook denkers die laten zien waarom grote theorieën falen en waarom er niet één moraal, een finale oplossing voor sociale en ethische problemen kan zijn. Denk aan Michel de Montaigne, George Eliot of Shakespeare. Berlin gebruikte het onderscheid in een essay over Tolstoj, die graag een egel wilde zijn maar eigenlijk een vos was omdat hij zijn eigen theorieën onderuithaalde.

[PT] De egels krijgen wel alle aandacht. Hegel, Marx, Freud, Gary Becker, maar bijvoorbeeld ook Jared Diamond, met zijn allesomvattende theorie dat de geschiedenis door geografie wordt gedreven. Zijn bestseller Guns, Germs and Steel is bij ons op de faculteit ook mateloos populair.

[GSM] Klopt. En ik hou ook echt van zijn boek, maar ik zou willen dat hij het laatste hoofdstuk had geschrapt, waarin hij beweert dat geografie echt alles bepaalt. Dat is gewoon belachelijk. Maar ja, mensen zijn nu eenmaal eerder onder de indruk van grote theoretici dan van vossen die zeggen: het ligt toch allemaal iets ingewikkelder. En zeg nou zelf: als jij geld aan onderzoek zou mogen toekennen, dan kies je toch voor een ronkende theorie en niet voor genuanceerd verhaal?

[PT] U schrijft ook dat waar de egel complexiteit ziet als illusie die de simpele waarheid verbergt, de vos dat precies andersom ziet. En u lijkt te suggereren dat de natuurwetenschappen zich lenen voor simpele egelwetten, maar dat sociale kwesties juist niet te versimpelen zijn.

[GSM] Precies. Wetenschappers als Galileo of Newton konden hun immense ervaring samenvatten in een paar simpele wetten. Maar in de sociale wereld is het omgekeerde het geval: hoe dieper je graaft, des te complexer het wordt.

[PT] Je zou kunnen zeggen dat mensen zich niet aan wetten houden en, zoals u schrijft, verrassend, contingent of onkarakteristiek gedrag kunnen vertonen. [GSM] Er is een passage in het begin van Oorlog en vrede, waar prins Vassili, een onaangenaam en gehaaid persoon, bij de dood van Pierres vader opeens een eerlijk, openhartig moment heeft en klaagt dat alles eindigt met de dood en zich afvraagt waarom we desondanks doorgaan met worstelen. Het is een heel atypisch moment. Wat Tolstoj wist is dat mensen inconsistent kunnen zijn, uit hun patroon kunnen breken. Tolstoj wist niet alleen dat mensen niet op zichzelf lijken, maar ook overtuigend laten zien wanneer dat zo is. Je moet mensen echt begrijpen om te zien wanneer ze niet zichzelf zijn.

[PT] Goed. Door het lezen van Tolstoj leer je dus te denken als een vos; de complexiteit en contingentie in te schatten van sociale, morele situaties.[GSM] Precies. Het gaat om een levenswijsheid die niet reduceerbaar is tot algemene principes. Aristoteles noemde dat phronèsis: praktische wijsheid of oordeelsvermogen. Dit is iets fundamenteel anders dan theoretische kennis, oftewel epistèmè. Phronèsis is niet formaliseerbaar, maar kun je alleen leren door te oefenen, door ervaring. Daarom zei Aristoteles ook dat jongeren weliswaar goed kunnen zijn in wiskunde, maar niet in morele kwesties, omdat ze daar nog niet de tijd en ervaring voor hebben gehad.

[PT] En door het lezen van romans bouw je dan als het ware versneld die ervaring op?

[GSM] Ja, je creëert een symposium van perspectieven door met de personages bezig te zijn.

[PT] Maar waar bestaat die praktische wijsheid dan precies uit? Is het alleen een manier van praktisch redeneren? Of ook van handelen?

[GSM] Beide, maar het gaat ook om het aanvoelen. Je leert om sensitief te zijn, om situaties beter in te schatten. Je ontwikkelt perceptie – niet alleen jouw perceptie van een situatie, maar de perceptie van anderen van een situatie, en de perceptie van hun perceptie van jouw perceptie. Je inzicht wordt veel subtieler en fijnmaziger. Dit kun je niet zomaar samenvatten. Wist je dat Adam Smith in zijn The Theory of Moral Sentiments probeert compassie te definiëren maar dat hij het uiteindelijk opgeeft? Hij zegt dat er zoveel gradaties zijn dat het onmogelijk is om ze allemaal te benoemen. Taal schiet zelfs tekort.

[PT] Als grote literaire werken ons deze vorm van wijsheid kunnen bieden, wat is dan de taak van literatuurwetenschappers?

[GSM] Het is hun taak om deze wijsheid te achterhalen. En ze moeten mensen laten zien dat je van literatuur iets leert wat je niet van critici en academici kunt leren. Ze moeten hen verleiden om de moeite op te brengen om de grote literaire werken in te duiken. Maar dat moeten zij doen in alle nederigheid, alleen dan kunnen ze de wijsheid van hun onderwerp tot zich nemen. Als ze hun eigen inzicht als maat nemen en op voorhand al zeggen dat er politiek gezien iets scheelt aan een literair werk of dat de schrijver fout zit, waarom zou iemand dan de moeite doen om bijvoorbeeld een lang en moeilijk gedicht als Paradise Lost van Milton door te werken? Dit is denk ik ook de reden dat steeds minder studenten kiezen om literatuur te studeren op de universiteit. Mijn rol als academicus is te zeggen: laten we samen een stuk lezen, dan vertel ik je wat ik zie en waarom, en dan kun je daarna zelf verder lezen en kijken wat je er zelf in ziet.

[PT] De economie zijn we intussen uit het oog verloren. Cents and Sensibility is vooral geschreven om economen, toch overwegend egels, aan het lezen te krijgen. Kunt u iets zeggen over hoe uw samenwerking met Morton Schapiro is begonnen?

[GSM] We zijn jaren terug begonnen met een vak over keuzes, bekeken vanuit verschillende disciplines: evolutie, filosofie, theologie, en natuurlijk ook economie, omdat die discipline gaat over keuzes onder schaarse middelen. We lazen ook het werk van Gary Becker, die alles door een economische bril bekijkt, zelfs het krijgen van kinderen. Hij was bijvoorbeeld een groot pleitbezorger van legale orgaanhandel. Ons doel was om wat ethiek aan deze manier van denken toe te voegen – om Becker als het ware wat te ‘ont-egelen’. Dat deden we ook met Adam Smith en Darwin, die eigenlijk ook vossen waren, maar postuum tot egels zijn gemaakt.

[PT] Wat levert het ont-egelen van economen als Becker dan concreet op, bijvoorbeeld bij het tekort aan orgaandonoren?

[GSM] Nou ja, we lossen het tekort ook niet op. Maar het ging ons vooral om de stellige overtuiging van Becker dat we ons, als we zo’n systeem invoeren, na een paar jaar niet meer kunnen voorstellen dat we ooit anders hebben gedacht. Dat gaat echt te ver. Er zijn andere perspectieven mogelijk. Je kunt echt fundamenteel anders tegen organen, het lichaam en identiteit aankijken. Economen doen dat niet. Eigenlijk zou je je moeten afvragen: stel dat Becker de held was in een roman van Joseph Conrad, wat zou dan het plot zijn? Wat zou er misgaan?

[PT] In het boek geeft Schapiro ook andere voorbeelden van ondoordacht beleidsadvies van economen. Het beroemde voorbeeld van Wereldbank-hoofdeconoom Larry Summers die in een memo schreef dat giftig afval economisch gezien het beste in lage lonenlanden kon worden gedumpt. Of het advies om broodsubsidies in Egypte stop te zetten om de markt beter te laten werken, wat leidde tot een enorme chaos.

[GSM] Ja. Economen weten weliswaar een hoop, maar zeker niet alles, helemaal waar het om beleidsadviezen gaat. Ik denk dat ze wijzere adviezen gaan geven door het lezen van meer goede literatuur. Ze zouden de dialoog aan moeten gaan met andere disciplines.

[PT] Daar wil ik nog even op inhaken: u schrijft in uw boek dat u de dialoog tussen economie en geesteswetenschappen op gang wil brengen, maar het is uiteindelijk vooral eenrichtingsverkeer. De ondertitel van het boek is ook ‘What economics can learn from the humanities’.

[GSM] Dat klopt. Maar we laten wel zien dat bijvoorbeeld geesteswetenschappers ook keuzes moeten maken met schaarse middelen wanneer ze hun departementen runnen.

[PT] Maar heeft de economie niet veel meer te bieden?

[GSM] Zoals?

[PT] Is het bijvoorbeeld niet zo dat het schrijven, het maken van verhalen, ook een economische dimensie heeft? Het werken met schaarse middelen, het doseren van woorden. Maar ook wat betreft de transactie tussen schrijver en lezer? Voor mij levert economie althans wel nieuwe inzichten op over literatuur.

[GSM] Ja, daar zit ook wel iets in. Ikzelf weeg als ik schrijf natuurlijk ook af hoeveel woorden ik gebruik en hoe ik ze inzet. Maar ik heb dit eigenlijk nooit als een economische afweging gezien.

[PT] Of denk aan de notie ‘kapitaal’. Mij heeft dit op zich simpele boekhoudkundige gegeven veel doen inzien: kapitaal is datgene waar je waarde aan ontleent of mee genereert. Ik zie het begrip ‘cultureel kapitaal’ als het vermogen om waarde te ontlenen aan je culturele, maar ook sociale omgeving, waardoor je ook beter, wijzer misschien, wordt in verschillende situaties. Daarom is literatuur, of breder, de geesteswetenschappen, ook zo belangrijk – ze zijn de producent van cultureel kapitaal.

[GSM] Dat is ook waar. En cultureel kapitaal is dan ook wat je nodig hebt om toegelaten te worden tot onze opleiding. In Amerika is niet alleen de economische ongelijkheid groot, maar ook de ongelijkheid in cultureel kapitaal.

Schapiro en Morson lossen hun belofte van een dialoog tussen de economie en de geesteswetenschappen – en met name de literatuur – niet helemaal in, maar boren met hun nadruk op menselijke keuzes wel een rijke nieuwe ader aan in de discussie over het belang van literatuur, met name voor het ontwikkelen van empathisch vermogen en inzicht in morele dilemma’s. Cents and Sensibilities biedt daarmee een prima springplank voor het (verder) ontwikkelen van vakken die erop uit zijn om de van elkaar vervreemde broederdisciplines van de economie en de geesteswetenschappen meer met elkaar in gesprek te brengen. Saul Morson houdt zich in ieder geval vast nadrukkelijk aanbevolen voor de syllabi.