Advertentie
Princeton-university-press

De BVD in de Nederlandse politiek

Hoe schat je in wanneer het democratisch bestel gevaar loopt en met welke middelen mag dit van overheidswege worden beschermd? Ben de Jong schetst hoe De BVD in de politiek van Jos van Dijk op het eerste gezicht het bestaan van de Binnenlandse Veiligheidsdienst afweegt tegen het daadwerkelijke gevaar dat uitging van de Communistische Partij Nederland. Maar, schrijft De Jong, in de vraag of dit gevaar het ingrijpen van de BVD wel rechtvaardigde schuilt de verleiding om nu, decennia later, de angst voor het communisme als ‘overdreven’ te bestempelen en daarmee de acties van de BVD als te ver gaand.

Besproken boeken

De Binnenlandse Veiligheidsdienst (BVD) heeft zich tijdens de Koude Oorlog op ontoelaatbare wijze met de Nederlandse binnenlandse politiek bemoeid. Dat is de belangrijkste stelling van De BVD in de politiek van Jos van Dijk, en daar lijkt op het eerste gezicht iets voor te zeggen.

Een politieke partij die volkomen legaal was en zelfs gekozen vertegenwoordigers in het parlement had, werd op allerlei manieren bespioneerd en de privacy van leidende figuren werd systematisch geschonden.

Als het op de bestrijding van politiek extremisme aankwam, waren – om voor de hand liggende redenen – de Communistische Partij Nederland (CPN) en daarmee gelieerde organisaties het belangrijkste doelwit van de BVD. De dienst besteedde in de periode waar het in dit boek om gaat (grofweg de jaren vijftig en zestig van de twintigste eeuw) weliswaar ook enige aandacht aan extreemrechts, maar dat was in vergelijking met de focus op het communisme verwaarloosbaar. De BVD hield zich voorts ook bezig met contraspionage, dat wil zeggen het tegengaan van inlichtingenoperaties van buitenlandse diensten, maar dat aspect laat Van Dijk grotendeels buiten beschouwing.

De BVD en de CPN

Hoe ging de dienst in het geval van de CPN te werk? Allereerst door vooral die partij – maar ook geestverwante organisaties als de Vereniging Nederland-USSR (Vernu) – met tal van agenten te penetreren. Daarnaast werden de nodige sleutelfiguren binnen de CPN en daarbuiten afgeluisterd met microfoons in hun eigen woning of via hun telefoons. De agenten deden zich voor als communisten, maar rapporteerden regelmatig aan de BVD over de gang van zaken achter de schermen binnen de partij. Iemand als Paul de Groot, decennialang de leidende figuur binnen de CPN, werd zo’n vijfentwintig jaar lang met meerdere microfoons in zijn woning afgeluisterd. In het BVD-jargon van die tijd heette dat een ‘M-actie’; een ‘T-actie’ was de term die men gebruikte voor het afluisteren van een telefoon.*

Die acties tegen de CPN leidden op z’n zachtst gezegd tot een paradoxale situatie: een politieke partij die volkomen legaal was en zelfs gekozen vertegenwoordigers in het parlement had, werd op allerlei manieren bespioneerd en de privacy van leidende figuren werd systematisch geschonden. De reden daarvan was natuurlijk dat de activiteiten van de CPN door de Nederlandse overheid en door de meeste burgers werden gezien als een gevaar voor de bestaande democratische orde: men dacht dat er een grote kans was dat de partij in het geval van een eventuele oorlog met de Sovjet-Unie de kant van de vijand zou kiezen – zoals de NSB onder Anton Mussert dat in 1940-1945 ook had gedaan. Die angst voor het communisme leefde sterk bij de Nederlandse overheid en werd door brede lagen van de bevolking gedeeld. Dramatische gebeurtenissen als de communistische machtsovername in Praag van 1948 en het neerslaan van de Hongaarse Opstand in 1956 riepen vaak heftige emoties op. De operaties van de BVD werden dan ook uitgevoerd met goedkeuring van zittende regeringen, in het bijzonder van de opeenvolgende ministers van Binnenlandse Zaken die de dienst onder hun hoede hadden.

De verleiding bestaat om decennia na dato te stellen dat de angst voor het communisme, in zijn nationale en internationale gedaantes, destijds zwaar werd overdreven.

Van Dijk zegt in zijn boek herhaaldelijk de noodzaak in te zien van het bestaan van een dienst als de BVD – in zijn huidige gedaante de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD). De auteur bagatelliseert daarbij echter het gevaar dat van de CPN uitging en vindt dat de dienst tijdens de Koude Oorlog ver over de schreef ging tegen de Communistische Partij. De verleiding bestaat om decennia na dato te stellen dat de angst voor het communisme, in zijn nationale en internationale gedaantes, destijds zwaar werd overdreven. De CPN is immers allang ter ziele en ook de Sovjet-Unie bleek een reus op lemen voeten die inmiddels spontaan is geïmplodeerd. De conclusie dat ‘de communistische dreiging’ niet veel voorstelde ligt dus voor de hand. Een inschatting maken van de omvang en ernst van het gevaar dat het democratisch bestel op zeker moment bedreigt is doorgaans echter buitengewoon lastig. Neem de bestrijding van jihadistisch terrorisme waaraan overheden en veiligheidsdiensten in westerse landen (waaronder Nederland) de laatste twee decennia miljarden hebben besteed, wederom in de vorm van agentenoperaties, M- en T-acties en tal van andere methodieken. Misschien zullen we ons over tien of twintig jaar ook afvragen of dat niet wat minder had gekund. Dat heet dan wijsheid achteraf. 

Sommige uitspraken van de auteur zijn ronduit tendentieus en zwaar politiek gekleurd.

Externe, onafhankelijke controle op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten is van recente datum. Die kennen we nu in Nederland in de gedaante van onder meer de Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CTIVD) en de Toetsingscommissie Inzet Bevoegdheden (TIB). Punt is echter dat in de meeste westerse democratieën externe controle van de diensten slechts moeizaam op gang is gekomen, doorgaans pas na het einde van de Koude Oorlog. Het is jammer dat dit vergelijkende internationale perspectief in dit boek volledig ontbreekt. In de goeie ouwe tijd was het in de meeste gevallen voldoende als de BVD zijn operaties ter goedkeuring aan een of meer ministers voorlegde. Achteraf bezien was dat misschien geen wenselijke situatie. Achteraf, inderdaad.

Spionage of vervolging?

Sommige uitspraken van de auteur zijn ronduit tendentieus en zwaar politiek gekleurd. Van Dijk stelt Nederlandse communisten bij voorkeur voor als zielige slachtoffers van de BVD en beweert bij herhaling dat zij door de dienst werden ‘vervolgd’. Dissidenten in de Sovjet-Unie die vanwege het uiten van een mening werden platgespoten in psychiatrische inrichtingen of voor jaren in de goelag verdwenen, dat heet vervolging. Zulke praktijken waren in Nederland totaal niet aan de orde.

De kritiek van de auteur op sommige M-acties van de BVD snijdt ook geen hout. Uitgaande van wat de BVD-functionaris Ad de Jonge in mijn boek Op de bres voor de rechtsstaat in het Verzet en bij de BVD daarover heeft gezegd, noemt Van Dijk een aantal communisten – onder wie Gerrit Blom, Co Dankaart en Wim Klinkenberg – die volgens hem ten onrechte in hun woning met microfoons werden afgeluisterd. Laten we die drie nader bezien. Gerrit Blom was een veiligheidsfunctionaris binnen de CPN in de jaren vijftig en een vertrouweling van partijleider Paul de Groot. Hij had onder andere de leiding van een operatie waarbij communisten clandestien de PvdA werden binnengeloodst op relatief onaanzienlijke posities, zeg die van een voorzitter of secretaris van een afdeling. Die CPN-leden deden het daarbij voorkomen dat zij het communisme hadden afgezworen, terwijl dat in feite niet waar was – aldus BVD’er Ad de Jonge. Men vroeg zich volgens hem bij de dienst lange tijd af wat überhaupt de bedoeling was van deze operatie, en om daarachter te komen vond de M-actie bij Gerrit Blom plaats. Uiteindelijk concludeerde de BVD dat het idee achter de operatie was om in geval van oorlog onderduikadressen te hebben voor vooraanstaande CPN’ers bij partijleden die niet verdacht waren, omdat zij immers het communisme zogenaamd hadden afgezworen. De M-actie bij Blom had dus een duidelijk veiligheidsaspect, dat bijzonder weinig met ‘vervolging’ van communisten te maken had.

Hetzelfde gold volgens De Jonge voor de operaties tegen Co Dankaart en Wim Klinkenberg. Dankaart kwam in de jaren zeventig bij de BVD in beeld omdat hij toen regelmatig ontmoetingen had met een inlichtingenofficier van de KGB. Het feit dat hij tijdens de Duitse bezetting een belangrijke rol had gespeeld in het spionagenetwerk voor de Sovjet-Unie rond de communist Daan Goulooze, speelde op de achtergrond natuurlijk ook mee. Wim Klinkenberg was een soortgelijk geval. Ook hij stond in verbinding met de KGB; hij wordt in het materiaal van de KGB-overloper Vasili Mitrokhin, dat bij het Churchill College in Cambridge is in te zien, met zijn echte naam en codenaam vermeld. In het geval van Dankaart en Klinkenberg was er dus duidelijk sprake van een contraspionage-operatie van de BVD. De stelling is te verdedigen dat de dienst zijn werk niet goed gedaan zou hebben, als hij bij beide heren niet op een of andere manier de vinger aan de pols had gehouden. Dat gold ook voor de M-actie bij de Vereniging Nederland-USSR, die door Van Dijk in datzelfde rijtje wordt genoemd. De KGB-rezident (de chef van de KGB-vestiging) kwam daar regelmatig over de vloer, met de bedoeling de ‘culturele betrekkingen’ tussen Nederland en de Sovjet-Unie te bevorderen. In werkelijkheid deed hij dat volgens Ad de Jonge ook met het oogmerk suggesties te krijgen voor het aanknopen van bepaalde contacten, die hij in de toekomst voor spionagedoeleinden zou kunnen gebruiken.

Voor de geschiedschrijving

Een enkele keer is de kritiek van Van Dijk overtuigender. Dat geldt bijvoorbeeld voor de bemoeienis van de BVD met de Brug-groep en de daaruit voortgekomen Socialistische Werkers Partij (SWP). De Brug-groep was een verzameling dissidente CPN-leden die door partijleider Paul de Groot eind jaren vijftig werd geroyeerd. Het is al geruime tijd bekend, onder meer uit Geschiedenis van de Binnenlandse Veiligheidsdienst van Dick Engelen, dat de dienst in het geheim door middel van zijn agenten binnen deze dissidente groep in belangrijke mate bijdroeg aan de instandhouding ervan, ook financieel, met de bedoeling op die manier afbreuk te doen aan de invloed van de CPN. Het succes van de SWP bij verkiezingen voor de Tweede Kamer bleek echter gering. Dat de BVD op die manier ingreep in bij uitstek het democratische proces, namelijk de verkiezingen voor het parlement, gaat nog een stap verder dan agenten de partij binnensluizen of individuele communisten in hun woning afluisteren. Het is dan ook niet goed voor te stellen dat controlerende instanties vandaag de dag een dergelijke aanpak door de AIVD zouden goedkeuren.

Diensten van andere westerse landen geven al jarenlang regelmatig archiefstukken vrij op basis waarvan geschiedschrijving door onafhankelijke historici kan plaatsvinden. Bij de AIVD was dat altijd een bijzonder moeizame aangelegenheid.

Tot slot is er nog de gang van zaken ten aanzien van de openbaarheid van de archieven van de BVD, die Van Dijk scherp hekelt. Diensten van andere westerse landen, zoals de FBI en de CIA maar ook de Britse veiligheidsdienst MI5, geven al jarenlang regelmatig archiefstukken vrij op basis waarvan geschiedschrijving door onafhankelijke historici kan plaatsvinden. Bij de AIVD was dat altijd een bijzonder moeizame aangelegenheid, zoals Van Dijk uit eigen ervaring heeft kunnen vaststellen. Hopelijk is daar nu verandering in gekomen, want de dienst heeft zeer onlangs ruim 70.000 persoonsdossiers aan het Nationaal Archief overgedragen, die betrekking hebben op mensen over wie de BVD en zijn voorgangers informatie hebben verzameld in de jaren 1945-1998. Daaronder zijn niet alleen communisten als Paul de Groot te vinden, maar ook publieke figuren als Joseph Luns, in de jaren vijftig en zestig bijna twintig jaar lang Nederlands minister van Buitenlandse Zaken en later lange tijd secretaris-generaal van de NAVO. Hoe het verlenen van toegang tot dat materiaal concreet in zijn werk zal gaan, is voorlopig nog niet helemaal duidelijk. Op de website van het Nationaal Archief staat bij vrijwel alle dossiers vermeld dat de ‘openbaarheid beperkt’ is tot een datum die meestal enkele decennia in de toekomst ligt.

Het historisch functioneren van de BVD is een belangrijk thema van onderzoek. Aanzienlijk meer nuances en minder politieke vooringenomenheid dan Jos van Dijk biedt in De BVD in de politiek zijn daarbij echter dringend gewenst.

  • Voor de afluisteracties en het werken met agenten tegen de CPN door de BVD zie onder andere D. Engelen, Geschiedenis van de Binnenlandse Veiligheidsdienst (Sdu 1995) en Ben de Jong, Op de bres voor de rechtsstaat in het Verzet en bij de BVD: Ad de Jonge 1919-2002 (Panchaud 2020).