Advertentie
Princeton-university-press

‘Jeruzalem in Engeland’: Het verhaal achter een lied

De Britse Kruistocht

Op 11 december 1917 betrad generaal Edmund Allenby (1861-1936) de oude stad van Jeruzalem, waarbij hij niet schuwde om zijn aankomst van bijzondere symboliek te voorzien. Als teken van deemoedigheid verkoos hij de oude Stad binnen te wandelen via de westelijke Jaffa-poort, waar zijn ontvangst minutieus was voorbereid. Delegaties uit alle delen van het Verenigd Koninkrijk (Engeland, Schotland, Wales en Ierland) en het Britse Rijk (Australië, Nieuw-Zeeland en India) wachtten hem op, terwijl hij zich liet vergezellen van commandanten van de geallieerde strijdkrachten uit Frankrijk, Italië en de Verenigde Staten. Dezelfde dag nog stelde hij een militair gouverneur aan die de toezichthouders van de heilige plaatsen moest garanderen dat hun gezag gehandhaafd zou blijven. In zijn officiële proclamatie legde Allenby de nadruk op het open karakter van Jeruzalem: ‘Een stad die met genegenheid wordt aanschouwd door de aanhangers van de drie grote godsdiensten van de mensheid en waarvan de grond is gewijd door de gebeden en pelgrimages van menigten vrome mensen uit deze drie godsdiensten gedurende vele eeuwen.’ Allenby’s specifieke belangstelling ging uit naar de Heilige Grafkerk, de plaats waar volgens de christelijke traditie Jezus na zijn kruisiging was begraven. Allenby bepaalde dat er niet gebroken mocht worden met de eeuwenoude gewoonte om een moslimfamilie te benoemen als sleutelbewaarder van de Heilige Grafkerk, wellicht om gekibbel te voorkomen tussen de diverse christelijke gezindten zoals Grieks-Orthodoxen, Armenen, Rooms-Katholieken en Kopten die allen aanspraak maakten op de Kerk. 

Ondanks zijn pogingen om de Britse aanwezigheid in Jeruzalem zo ingetogen mogelijk voor te stellen (‘De nederlaag van de Turkse Ottomanen zorgde ervoor dat ik naar Jeruzalem kwam’), vond het succes van Allenby grote weerklank in de Britse politiek en pers, waarbij iedere door hemzelf aangebrachte nuance verloren ging. Zo zou Allenby gezegd hebben dat met de verovering van Jeruzalem de middeleeuwse Kruistochten alsnog tot een succes waren gebracht, een uitspraak die niet te bewijzen valt. In ieder geval was hij zich bewust van de diepe historische en religieuze betekenis van zijn komst naar Jeruzalem. Allenby had aan minister-president David Lloyd George moeten beloven de intocht in Jeruzalem vóór de Kerstdagen van 1917 te realiseren, wat lukte. De premier haastte zich om de veldtocht als een Kerstgeschenk aan het Britse volk te presenteren en al spoedig betitelde de Britse pers de militaire operaties tegen de Turken als een Heilige Oorlog of een moderne kruistocht. Bovendien verklaarden de Britse ministeries van Oorlog en Buitenlandse Zaken dat Allenby een afstammeling van de Kruisridders was, een wedergeboren Richard Leeuwenhart.  

Het hek was van de dam: deze bijzondere uitkomst van Brits imperialisme werd in een veelvoud van boeken vastgelegd met titels waarin steevast het woord Crusade voorkwam. Zulk historisch sentiment aan het begin van de twintigste eeuw toont aan hoe diep het Britse verlangen was om een actieve rol te spelen in Palestina. De Britten zagen zichzelf als een uitverkoren natie met een goddelijke opdracht en meenden de heilsgeschiedenis van de Joden te kunnen bespoedigen: door hun toedoen zouden Bijbelse tijden herleven. Natuurlijk speelden bij deze religieus gemotiveerde ideeën politieke belangen mee, in het Midden-Oosten en Palestina in het bijzonder. Kort voordat Jeruzalem onder Brits gezag werd gesteld, gaf minister van Buitenlandse Zaken Arthur James Balfour (1848-1930) een verklaring uit waarin hij een ‘Jewish National Home’ in Palestina omschreef. Hij richtte zijn verklaring in de vorm van een brief aan baron Lionel Walter Rothschild, waardoor de indruk ontstond dat Balfour het streven van een aantal prominente Joden steunde om in Palestina een Joodse staat te vestigen. Of dit de werkelijke reden was wordt tegenwoordig sterk betwijfeld. Balfour was evenals diverse andere leden van de Britse regering een christelijke idealist, wat hun diplomatieke en militaire acties motiveerde. Dit kan hun sterke behoefte om de Britse macht over Palestina en Jeruzalem te bestendigen verklaren, alsook de gretigheid om het mandaat te blijven voeren over dit gebied: uiteindelijk tot de stichting van de staat Israël in 1948.  

Jezus’ bezoek aan Engeland

Brits imperialisme had verstrekkende gevolgen en zette bestaande gezagsverhoudingen in de toegeëigende koloniën op hun kop. Het achttiende-eeuwse lied Rule, Brittannia of Britannia rules the waves werd mettertijd steeds toepasselijker voor het grote wereldrijk. Het Britse Rijk verleende zichzelf als gevolg van toenemende macht en invloed in de vele koloniën een teleologisch fundament, dat werd aangereikt en versterkt door de Anglicaanse Kerk die  haar christelijke geloofspunten en praktijken aan anderen oplegde. De Anglicaanse Kerk zag zichzelf als de beste vertegenwoordiging van het christelijke geloof, sterker gegrond in de Bijbel dan enige andere christelijke overtuiging. 

In deze context past ook de populariteit van een curieuze twaalfde-eeuwse legende. Jozef van Arimathea zou met zijn jongere en nog geheel onbekende neef Jezus een bezoek hebben gebracht aan Engeland. Zij kwamen per boot aan in Cornwall om daar tin te produceren en te verkopen. De legende is in meerdere versies overgeleverd, zoals in de Kroniek van John of Glastonbury waarin een verband wordt gelegd tussen Jozef en de Heilige Graal. De gedachte dat Christus voet aan wal had gezet in Engeland werd gaandeweg steeds populairder. Hoe de receptiegeschiedenis van deze legende precies is verlopen is onduidelijk, totdat verwijzingen ernaar opduiken in een later gedicht dat vrijwel iedere moderne Brit kent. Dit gedicht, ‘And did those feet’, is van de dichter William Blake (1757-1827) en werd later bekend als het Jeruzalem-lied. Blake schreef het als inleiding en ook als rechtvaardiging van het oeuvre van John Milton (1608-1674), wiens Paradise Lost als zijn belangrijkste werk geldt. Milton verwees in een van zijn prozawerken, De Geschiedenis van Brittannië, naar een versie van de legende waarin Jozef van Arimathea alleen aankomt en het Christendom predikt aan de Britten. Blake benutte dit motief in het openingsgedicht van zijn boek Milton: A Poem in Two Books (1804), waarbij hij een verband legde tussen Jezus’ bezoek aan Engeland en de stad Jeruzalem. Vier jaar later verscheen het in druk, maar het gedicht trok toen nauwelijks aandacht. Ruim een eeuw later werd het echter herkend als een patriottische tekst; Sir Hubert Parry (1848-1918) zette de dichtwoorden op muziek in 1916, midden in de Eerste Wereldoorlog, toen het aantal gesneuvelde Britse soldaten snel opliep en de publieke steun voor de strijd sterk afnam. De vier coupletten, elk bestaande uit vier versregels, werden als lied in korte tijd populair vanwege hun idealistische inhoud.

Het Engelse Jeruzalem

De eerste twee coupletten stellen allerlei vragen: And did those feet in ancient times, Walk upon England’s mountains green? (‘Hebben die voeten in oude tijden op Engelands groene bergen gewandeld?’), gevolgd door: And was the holy Lamb of God, On England’s pleasant pastures seen? (‘En werd het heilige Lam Gods gezien op Engelands aangename weiden?’), And did the Countenance Divine, Shine forth upon our clouded hills? (‘En heeft het goddelijke gezicht over onze bewolkte heuvels geschenen?’), And was Jerusalem builded here, Among these dark Satanic mills? (‘En werd Jeruzalem hier gebouwd midden tussen deze donkere, satanische molens?’). 

Sommige vragen doen enigszins geheimzinnig aan: van wie zijn ‘die voeten’ en ‘dat goddelijke gezicht’? De verwijzing naar  ‘het heilige Lam Gods’ verduidelijkt dat het om Jezus gaat, zoals de evangelist Johannes hem beschreef: ‘Hij is het lam van God, dat de zonde van de wereld wegneemt.’ (Joh. 1:29). Blakes keuze voor ‘die voeten’ is vrijwel zeker gebaseerd op het Bijbelvers in Jesaja 52:7: ‘Hoe mooi zijn de voeten van degene, die lopend door de bergen vrede aankondigt en goed nieuws brengt!’ Deze Bijbelse insteek wordt gebruikt om de veronderstelling te maken dat Jeruzalem gebouwd werd op Engelse grond. Opvallend is het verloop in de verwijzingen naar Engeland van positief (‘Engelands groene bergen’, ‘Engelands aangename weiden’) naar negatief (‘onze bewolkte heuvels’, ‘deze donkere, satanische molens’). De stad Jeruzalem paste in het oude, ideale Engeland dat is afgegleden naar een land vol duistere fabrieken en industriesteden.[1] Zou dit eigentijdse Engeland nog een stad Jeruzalem waard zijn?   

Deze vraag wordt opgeworpen in de herhaalde aansporingen van de laatste twee coupletten: Bring me my bow of burning gold, Bring me my arrows of desire, Bring me my spear O clouds unfold, Bring me my chariot of fire (‘Breng mij mijn boog van brandend goud, breng mij mijn pijlen van verlangen, breng mij mijn speer, o ontvouwde wolken, breng mij mijn wagen van vuur’), waarna Blake in de volgende laatste verzen terugkomt op het Engelse Jeruzalem: I will not cease from mental fight, Nor shall my sword sleep in my hand, Till we have built Jerusalem, In England’s green and pleasant land (‘Ik zal niet ophouden mentaal te strijden, noch zal mijn zwaard in mijn hand slapen, totdat wij Jeruzalem hebben gebouwd op Engelands groene, aangename grond’). 

Met deze oproep tot aanvoer van wapentuig, een wagen van vuur (2 Koningen 2:11: ‘Een wagen van vuur met paarden van vuur ervoor’) en mentale vechtlust drukt Blake de vastberadenheid uit om Jeruzalem in Engeland te (her)bouwen. Blake had duidelijk een hemels en tegelijk nationaal Jeruzalem voor ogen, zoals hij in een ander gedicht bevestigt, getiteld Jerusalem: The Emanation of The Giant Albion (‘Jeruzalem: de Uitstraling van het Reusachtige Engeland’, gepubliceerd rond 1820).[2] Het is daarom niet verwonderlijk dat de term Jeruzalem van Bijbelse stadsnaam kon uitgroeien tot een leuze of strijdkreet.     

Van onbekend gedicht naar nationale hymne 

In aanvang werd Blakes gedicht vooral als radicaal en anti-establishment beschouwd en opgevat als een aanklacht tegen de moderne, Engelse maatschappij. In Parry’s bewerking veranderde het in een populair lied dat de zogeheten Fight for Right-beweging in de laatste jaren van de Eerste Wereldoorlog adopteerde om het moreel van de Britse strijdkrachten op te krikken. Dit zinde Sir Parry niet en hij trok de rechten van het lied in om vervolgens zijn steun uit te spreken voor het vrouwenkiesrecht. Zo werd Jerusalem de officiële hymne van de Britse suffragettes die voor stemrecht vochten en zich in Blakes metaforen herkenden. Een nieuw arrangement uit 1922 van Edward William Elgar (1857-1934) zou uiteindelijk dat van Parry overvleugelen. Koning George V opperde om het lied uit te roepen tot nationale hymne, in plaats van God save the king. Ook later bleef George pleiten voor de uitvoering tijdens belangrijke evenementen: ‘We must have Jerusalem. If we don’t, I shall go down to the platform myself and whistle it.’ Sindsdien lijkt het lied iedere klasse of partij ontstegen, ook al wordt het vooral gezongen op partijcongressen van Labour. Sinds 1952 is het lied een vast onderdeel van het programma op de laatste avond van de promenadeconcerten van het BBC-orkest. Op deze zogeheten Last Night of the Proms wordt Jerusalem gezongen, gevolgd door nog altijd hetzelfde nationale volkslied. Bij de inname van Jeruzalem in 1917 had niemand kunnen vermoeden hoe diepgeworteld het sentiment over de heilige stad was en is bij de Britten en hun politici, tevens het bewijs dat ook lang na het uiteenvallen van het Britse Rijk de nationale ideologie een ijkpunt is gebleven. Nu de Brexit een politiek feit is geworden, zal er nog veel meer mentale inzet nodig zijn om een ideaal Jeruzalem in Engeland te realiseren. 

Noten

  1. Er bestaat een veelvoud aan verklaringen voor ‘deze donkere satanische molens’; een standaard-uitleg is de verwijzing naar het verstikkende effect van fabrieksarbeid en de uitbuiting van arbeiders sinds de Industriële Revolutie.
  2. In abstractere zin geldt Jeruzalem hier als het symbool van verjonging en zelfs vergroening, als het ideaal van een natuurlijke en leefbare stad.

*

Jerusalem (“And did those feet in ancient time”)

And did those feet in ancient time
Walk upon Englands mountains green:
And was the holy Lamb of God,
On Englands pleasant pastures seen!

And did the Countenance Divine,
Shine forth upon our clouded hills?
And was Jerusalem builded here,
Among these dark Satanic Mills?

Bring me my Bow of burning gold:
Bring me my arrows of desire:
Bring me my Spear: O clouds unfold!
Bring me my Chariot of fire!

I will not cease from Mental Fight,
Nor shall my sword sleep in my hand:
Till we have built Jerusalem,
In Englands green & pleasant Land.

Bron: William Blake, Milton a Poem. (1810)

Verder lezen?

De Nederlandse Boekengids bestaat dankzij betalende abonnees.

Sluit hier al vanaf twintig euro een abonnement af, en lees meteen deze en al onze andere bijdragen.

Liever eerst nog even rondneuzen? Dat kan met onze eenmalige gratis dagpas!

Met boekengroet,

De redactie van de Nederlandse Boekengids

PS: Al abonnee? Log dan rechts bovenaan deze pagina even in om verder te lezen.