Advertentie
Princeton-university-press

Wie vertelt het verhaal?

‘De verwachtingen voor Yellowface liggen hoog: een kritiek op de uitgeverswereld, een cynische blik op diversiteitsbeleid en een verrassend verhaal met veel Aziatische representatie.’ Liang de Beer las de nieuwe roman van Rebecca F. Kuang en stuitte op een literaire zoektocht naar ‘authenticiteit’. Waar komt de inspiratie voor een verhaal vandaan, en wie krijgt de ruimte om dat verhaal te vertellen?

Besproken boeken

De hype was er lang voordat Yellowface in de winkel lag: reeds maanden voor de publicatie verscheen het nieuwe boek van Rebecca F. Kuang overal in mijn tijdlijn. De slimme marketing en onmiddellijke bestsellerstatus versterken het droste-effect van het boek: Wat Kuang in Yellowface agendeert, gebeurt nu in het echt.

Voor mij draait Yellowface om de vraag wat authenticiteit überhaupt is als het over het schrijven van fictie gaat.

Het verhaal wordt verteld vanuit het perspectief van de jonge, witte schrijver June Hayward, die het werk van haar collega Athena Liu steelt. Athena is een succesvolle, populaire en zeer productieve Aziatisch-Amerikaanse schrijver die aan haar ‘grote oorlogsroman’ The Last Front werkt. Wanneer June langzaam door de mand valt, plant ze haar comeback: het schrijven van een roman over haar bedrog.

De verwachtingen voor Yellowface liggen hoog: een kritiek op de uitgeverswereld, een cynische blik op diversiteitsbeleid en een verrassend verhaal met veel Aziatische representatie. De combinatie van de drie is moeilijk in balans te houden, waardoor de intentie van Kuang er soms iets te dik bovenop ligt. Voor mij leidt het verhaal van Yellowface naar een andere reflectie: het is een zoektocht naar wie ruimte krijgt om haar verhaal te vertellen en wat authenticiteit überhaupt is als het over het schrijven van fictie gaat.

In de verkleedkist

Het begrip ‘yellowface’, vergelijkbaar met ‘blackface’, behelst het gebruiken van make-up en attributen door een wit persoon om zich op stereotiepe wijze voor te doen als Aziatisch persoon. Het personage Yunioshi, gespeeld door witte acteur Mickey Rooney in Breakfast at Tiffany’s, is een van de bekendste voorbeelden. In Nederland kennen we natuurlijk Ushi, jarenlang als ‘lollig’ typetje vertolkt door Wendy van Dijk. De Nederlandse acteur Kok-Hwa Lie pakte onlangs de regie terug in het veelgeprezen toneelstuk De bananengeneratie met zijn satire over schurk Fu Manchu. Middels zijn meesterlijke vertolking liet Lie de belachelijke geschiedenis van ‘yellowface’ in het Westen goed zien. Yunioshi, Ushi en Fu Manchu zijn minder veroordeeld dan je zou denken. Yellowface zet niet alleen Aziatische mensen weg als een gevaar, belachelijk of ‘de Ander’, maar neemt ook ruimte in ten koste van Aziatische mensen. Aziatische representatie is nog steeds met een inhaalslag bezig. In Kuangs vertelling gaat niemand met make-up aan de slag. Het onderwerp van Aziatische representatie zit dieper verweven in het verhaal.

Het boek zit vol ambiguïteiten die de lezer op het verkeerde been zetten over de beschuldigende boektitel, die in de eerste plaats naar de daden van June verwijst. Athena komt te overlijden in haar appartement, waar June per toeval getuige van is. Terwijl June op de politie wacht, valt haar oog op een manuscript. Zou ze…? En het notitieboekje ook maar? Ze neemt de ruwe eerste versie van The Last Front mee. In een koortsachtige schrijfmarathon maakt ze het manuscript af en verkoopt het voor een astronomisch bedrag aan een bekende uitgever.

Dan begint haar rebranding voor de literaire wereld: ietwat mysterieuze auteursfoto’s waarop ze er wat zongebruinder en ‘racially ambiguous’ uitziet. Ze gebruikt haar volledige naam Juniper en haar tweede naam Song; een naam die Koreaanse of Chinese roots suggereert, al is June/Juniper wel de hele tijd open over het feit dat ze niet Aziatisch is. De verhaallijn van The Last Front, over Chinese dwangarbeiders in de Eerste Wereldoorlog, schrijft ze toe aan inspiratie door haar dode vriendin en muze Athena. Ook als er steeds meer bewijs komt van een grote literaire hoax, houdt June vol dat zij de auteur van het werk is. Of is ze dat inderdaad? En wie was Athena eigenlijk? Na driehonderd pagina’s sympathiseer je iets meer met de literaire underdog June, en begin je je tegelijkertijd te ergeren aan haar onbevangen witte onschuld.

De authentieke stem

Naast een vlot verhaal voor een breed publiek is het boek vooral ook een cynisch feest der herkenning voor schrijvers, redacteuren en uitgevers. Het laat zien hoe sommige boeken groot worden, en andere niet eens een paperbackeditie krijgen (zoals met het eigen debuut van June ooit gebeurde). Ook wordt duidelijk dat talent niet genoeg is en dat geluk en goede branding het verschil maken. Kuang adresseert het ongemak in de zoektocht van de witte uitgeverswereld naar een authentieke diverse stem. En hoe diezelfde wereld het moeilijk vindt om veelstemmigheid binnen die groepen te accepteren (‘maar we hebben al een moslim’, zou uitgever Daniella uitgeroepen hebben).

June strijdt tot in de laatste zin om ruimte te maken voor haar schrijverschap. De kritiek op de uitgeverswereld, obsessie met diversiteit en het adresseren van ‘yellowface’ vond ik uiteindelijk minder interessant dan de reflecties op het vertellen van verhalen.

Minstens even interessant is Kuangs spel met de ambiguïteit van auteurschap. June gaat aan de slag met het gestolen manuscript, maar herschrijft, voegt toe, redigeert en gaat elke zin langs. Later vindt ze in het meegegriste notitieboekje van Athena een paar zinnen die haar inspireren: bij elkaar niet meer dan een alinea. Deze gebruikt June om een compleet tweede boek te schrijven. Door het werk van Athena als startpunt te gebruiken komt June’s inspiratie op gang, en uiteindelijk plant ze zelfs een derde boek over de verwikkelingen sinds Athena’s dood.

Het heersende beeld van schrijverschap is nog steeds dat van het eenzame genie op zolder. In werkelijkheid haalt iedereen inspiratie uit zijn omgeving, uit samenwerkingen en uit het werk van anderen. Zo herinnert June zich sessies met haar studiegenoten waaruit ze ontzettend veel schrijfplezier haalde. Toen ze eenmaal serieus schrijver was geworden, verwachtte men dat ze alles uit zichzelf zou halen en cultiveerde ze zelf ook een eenzaam bestaan.

Het wordt steeds duidelijker dat ook Athena haar inspiratie soms iets te letterlijk haalde uit de verhalen van onschuldige Koreaanse opaatjes, haar ex Geoff en June zelf. Ook Athena bevond zich dus in grijs gebied wat betreft haar authentieke stem, en presenteerde zich op een manier die de witte uitgeverswereld voor zoete koek slikte. Kuang keert het eerste oordeel (plagiaat! diefstal!) om, door June geleidelijk en op spannende wijze als onbetrouwbare verteller neer te zetten.

Naïef of onbevangen?

Desalniettemin blijft er iets wringen: June’s grenzeloze naïviteit over racisme en haar eigen witheid. De mensen van kleur die ze tegenkomt en die haar werk problematiseren, doet ze af als belachelijk. Candice Lee, een redactie-assistent bij de uitgever, doorziet June vanaf het begin. Ze dringt aan op een sensitivityreader, maar June wijst dit resoluut af uit angst om door de mand te vallen, en het is uiteindelijk Candice die door de uitgever op een zijspoor wordt gezet. Andere criticasters van kleur zijn in June’s ogen zure kunstenaars die haar het succes niet gunnen.

June is ervan overtuigd dat schrijvers van kleur het makkelijker hebben dan ooit in de uitgeverswereld. Ze is zich niet bewust van haar eigen privileges en voelt zich slachtoffer van de machtsstructuren in de sector. Ze is op een karikaturale manier onwetend over de tijdgeest: ze snapt niet dat een woord als ‘exotisch’ echt niet meer kan in de beschrijving van Aziatische personages. Deze typering van June draagt bij aan de vaart van het verhaal, maar niet aan de geloofwaardigheid van het personage.

Waar June eendimensionaal blijft, kent Kuang een grotere gelaagdheid toe aan de personages van kleur. Athena wordt steeds egoïstischer, de dichteres Diana blijkt een felle fanaticus, en natuurlijk Candice van de uitgeverij, die wrok koestert. Al zien we hen door de onbetrouwbare ogen van June, toch maakt juist die ruimte voor de slechteriken, middelmatigen en gelaagde personages de lezer nieuwsgierig naar meer. De waarheid over wat er gebeurd is, blijft onderdeel van het narratieve spel dat het boek van begin tot eind vermakelijk houdt.

Navigeren in grijs gebied

Het vertellen van het eigen verhaal en het vinden van je stem als schrijver: daar gaat het boek in feite over. June strijdt tot in de laatste zin om ruimte te maken voor haar schrijverschap. De kritiek op de uitgeverswereld, obsessie met diversiteit en het adresseren van ‘yellowface’ vond ik uiteindelijk minder interessant dan de reflecties op het vertellen van verhalen.

Kuang laat de grijze gebieden zien. Er bestaat geen gebruiksaanwijzing voor wanneer je een grens overgaat met het vertellen van het verhaal van iemand anders. Wie mag het verhaal van Chinese dwangarbeiders in de Eerste Wereldoorlog vertellen? Waaruit mag je inspiratie putten? En wanneer doe je een ander daarin geweld aan? Kuang laat in Yellowface niet alleen zien hoe de schrijver hiermee worstelt, maar de hele uitgeverswereld evengoed.

Het antwoord op dit soort vragen ligt in grijs gebied, ergens tussen iedereen en niemand. De discussie laaide onlangs op rondom de roman Mimosa van Mette Maria van Dijk, waarin ze zwarte mannen uit de Bijlmer op stereotiepe wijze neerzet. Karin Amatmoekrim vatte het mooi samen in haar NRC-column van 19 september 2023: je mag alles schrijven in dit land, maar de sleutel naar goede literatuur is de verbeeldingskracht.

Reflectie op de eigen positie is mijns inziens een belangrijke toevoeging, dat missen de hoofdpersonages in Yellowface volledig. Bewustzijn, transparantie en oog voor kwetsbaarheid over de eigen positie als schrijver, geven houvast in het grijze gebied. Gelukkig weet Kuang met dit boek ook een knipoog te geven naar zichzelf als literair wonderkind in een keiharde sector.