Mediavervuiling, geopolitieke stijl
Kort voordat Elon Musk in 2022 Twitter kocht, publiceerde Marc Owen Jones zijn Digital Authoritarianism in the Middle East. Volgens journalist Cosette Molijn kijkt zijn boek verder dan de grootschalige beïnvloedingscampagnes van Saoedi-Arabië en de Emiraten en legt het de ingrijpende gevolgen bloot van de digitale tirannie waaraan wereldwijde allianties ons tot vandaag de dag onderwerpen.
Besproken boeken
-
Marc Owen Jones Digital Authoritarianism in the Middle East: Deception, Disinformation and Social Media (Hurst & Co 2022), 272 blz.
Brianna Robinson – klimaatwetenschapper, blond haar, blauwe ogen en een zwoele blik – komt uit het Amerikaanse Texas en woont al negen jaar in Dubai. Net als Chloe Ladner (klimaatwetenschapper) en Caitlin Sumrall (mensenrechtenadvocaat bij de VN), ook Amerikanen in de Emiraten, sprak zij zich op Twitter uit over het belang van duurzaamheid, een rechtvaardige samenleving en een gezonde aarde voor toekomstige generaties. Robinson kan zich voor de achtentwintigste klimaatconferentie in november geen betere plek voorstellen dan de Verenigde Arabische Emiraten (hierna: Emiraten). Hun ‘strategische visie voor de regio’ is immers ‘een model voor vooruitgang en welvaart’. Haar twee landgenoten zijn het roerend met haar eens. En ze lijken grappig genoeg ook nog eens sprekend op elkaar en staan met diezelfde zwoele blik, blonde lokken en blauwe ogen op de foto.
De inmiddels opgeschorte Twitter-profielen zijn slechts enkele voorbeelden van de honderden socialmedia-accounts die in aanloop naar de COP28 in Dubai opvallend vaak dezelfde soort Twitterberichten plaatsten of retweetten. Vaak gaat het om buitenlanders die zeggen te wonen in de Emiraten of Saoedi-Arabië, en die vrijwel alleen positieve berichten over deze landen verspreiden – ook als het gaat om andere zaken, zoals buitenlandse politiek, toerisme en het bedrijfsleven. Het zou natuurlijk kunnen, schrijft de organisatie Centre for Climate Reporting die de profielen onderzocht, dat sommige van deze accounts daadwerkelijk de personen zijn die ze zeggen te zijn. Maar met die slag om de arm is het voor iedereen die de profielen ziet wel duidelijk dat de berichten gecoördineerd zijn en de profielfoto’s ofwel gestolen zijn, ofwel door kunstmatige intelligentie gegenereerd.
Dat de klimaatconferentie van 2023 in de Emiraten (groot olie- en gasexporteur) plaatsvindt en geleid werd door het hoofd van de nationale oliemaatschappij (Sultan Ahmed Al-Jaber), is volgens milieugroepen een grote controverse. Het risico op dubbele petten en greenwashing was volgens hen op voorhand al te groot om een serieuze discussie te kunnen voeren over het uitfaseren van fossiele brandstoffen.
De Emiraten waren echter al vele maanden bezig met het opschonen van hun reputatie als gastheer van de COP28, en de overenthousiaste nepaccounts waren daar maar één voorbeeld van. Zo kwam afgelopen juni nog aan het licht dat de Emiraten voor de klimaattop zelfs relevante Wikipediapagina’s lieten aanpassen.
Dit soort campagnes staan niet op zichzelf. We leven al jaren in een medialandschap dat in toenemende mate wordt vervuild door informatiecampagnes, vaak direct of indirect afkomstig van overheden, dictators, of andere machtige figuren. Maar waar Europa en de Verenigde Staten zich de afgelopen jaren vooral druk maakten om Russische beïnvloedingscampagnes, maakt het boek Digital Authoritarianism in the Middle East duidelijk dat het minstens zo interessant en urgent is om te begrijpen wat er zich in het Midden-Oosten afspeelt. De huidige oorlog tussen Israël en Hamas en de bewust gezaaide, constante verwarring over nieuwsfeiten (en historische overigens) over en weer zijn hier slechts het jongste voorbeeld van.
Digitale-mediamachten
Auteur Marc Owen Jones, universitair hoofddocent aan de Hamad Bin Khalifa University in de Qatarese hoofdstad Doha, onderzoekt al jaren repressie en informatiecontrole in het Midden-Oosten, waar hij grotendeels opgroeide. In zijn boek richt hij zich op de Golf, en dan vooral op hoe Saoedi-Arabië, en in iets mindere mate de Emiraten, zijn uitgegroeid tot oppermachtige en globale digitale-mediamachten. De twee machthebbers Mohammed bin Salman en Mohammed bin Zayed (doorgaans afgekort tot MbS en MbZ) proberen daar met allerhande methoden – van digitale surveillance en spionage tot websites met nepnieuws, lastercampagnes, nepjournalisten en denktanks – hun eigen reputaties en die van hun landen te sturen. Onwelgevallige geluiden worden gecensureerd of weggedrukt door, om oud-Trumpadviseur Steve Bannon te citeren, ‘flooding the zone with shit’. Critici die niet al in de gevangenis belandden worden monddood gemaakt door grootschalige haatcampagnes van bot- en trollenlegers op sociale media, soms met consequenties in het echte leven.
Maar het gaat niet alleen om het hooghouden of verbeteren van reputaties. Digital Authoritarianism is in essentie een boek over geopolitiek, machtsverhoudingen, allianties en conflicten in het Midden-Oosten, en hoe die worden uitgevochten met behulp van informatieoorlogen op eigen grondgebied en daarbuiten. De betreffende machthebbers maken daarbij bovendien slim gebruik van destabiliserende politieke en sociale verschuivingen, polarisatie, en een combinatie van een gebrek aan kennis en een overmaat aan onderbuikgevoelens in de Verenigde Staten en Europa ten opzichte van de islamitische wereld. Dat het boek zeer actueel is, illustreert bijvoorbeeld het recente pan-Europese onderzoek ‘Abu Dhabi Secrets’ waar onder andere NRC aan meewerkte: een Zwitsers pr-bedrijf bleek in opdracht van de emir van de Emiraten lastercampagnes op te hebben gezet om de reputatie van Europese moslims te beschadigen en zo politieke invloed uit te oefenen.
Make Arabia great again
Zoals voor wel meer ontwikkelingen in Saoedi-Arabië geldt, kwam ook het mediabeleid pas vrij recent op gang. Het koningshuis Saud poogde eerder in de vorige eeuw nog lang de bevolking af te schermen van de westerse moderniteit. Toen het besef indaalde dat media hoe dan ook een cruciaal aspect van de samenleving zouden vormen, werd duidelijk dat het beheersen en controleren ervan noodzakelijk was. If you can’t beat them, join them. Voorgangers van MbS begonnen met het opkopen en oprichten van mediabedrijven en nieuwsorganisaties. Maar sinds de zevenendertigjarige MbS het de facto voor het zeggen heeft, zijn hij en zijn entourage uitgegroeid tot meesterstrategen als het gaat om digitale en sociale media.
En dat is niet zonder reden. Ruim 95 procent van de Saoedi-Arabiërs heeft en gebruikt internet, waarmee het tot de landen met de hoogste internetpenetratie ter wereld behoort. Datzelfde geldt voor het gebruik van platforms als Facebook en Twitter. Daarnaast heeft het land een zeer jonge bevolking: 63 procent van de Saoedi’s is jonger dan dertig. Deze combinatie van een grote hoeveelheid jonge mensen en veel internetgebruik is nuttig voor economische ontwikkeling, maar vormt tegelijkertijd een groot risico wanneer er ooit minder welvarende tijden aanbreken – een hoge jeugdwerkloosheid en organisatiegraad waren bijvoorbeeld van groot belang in de aanloop naar en tijdens de Arabisch Lente.
Omdat het voortbestaan van de Al Saud-dynastie vooropstaat, moeten de machthebbers beleid voeren dat voorzichtig laveert tussen enerzijds openlijk onderdrukken van te aanwezige oppositie, en anderzijds aan genoeg behoeften voldoen om de rust te bewaren, schrijft Jones – zie de moderniseringsslagen om de economie minder afhankelijk te maken van olie of het (beperkt) toelaten van buitenlandse invloeden. Deze politiek benadrukt ook constant de Arabische identiteit en Saoedi-Arabië als moderne en politiek en economisch machtige natie.
In 2016 kwam een andere nationalistische wereldleider aan de macht, autocraatachtig en tevens wars van democratie en wijzende vingers over mensenrechten: de verkiezing van Trump tot Amerikaanse president was (zoals voor wel meer zaken geldt) vitaal voor de hernieuwde toenadering tussen beide landen. Die was overigens gedeeltelijk te danken aan de zakelijke belangen van Trumps vastgoedimperium. ‘Saudi Arabia, I get along with all of them. They buy apartments from me. They spend $40 million, $50 million. Am I supposed to dislike them? I like them very much’, zei hij in 2015 op een campagnebijeenkomst in Alabama. De warme banden werden na zijn inauguratie meteen bestendigd door Saoedi-Arabië als bestemming voor het eerste staatsbezoek te kiezen.
Deze verkiezing markeerde het begin van een diplomatieke relatie die zich behalve op het wereldtoneel ook sterk zou laten gelden op sociale media. Het was immers Trump die Twitter definitief omdoopte tot legitiem communicatiemiddel van een president naar de buitenwereld. Daarmee werd het platform een des te belangrijker medium om de publieke opinie en het nieuws op en mee te controleren. Zoals Jones veel doet in dit boek, laat hij zien hoe zijn analyses netwerken van bots en trolaccounts blootleggen die, door berichten van machthebbers veelvuldig te retweeten en veel dezelfde berichten te plaatsen, hielpen de boodschap ‘Trump voor Arabieren en MbS voor Amerikanen’ in de jaren erna te verspreiden.
Pseudo-gebeurtenissen
Trump, MbS en MbZ vonden elkaar in hun beleid van maximale druk op Iran, normalisatie tussen de Golf en Israël, en de strijd tegen de politieke islam. De alliantie definieerde zichzelf dan ook sterk door hun gemeenschappelijke vijanden: Qatar, Turkije, de Moslimbroederschap en Iran. Hier kwam zelfs een aanvankelijk onwaarschijnlijke, maar wezenlijke samenwerking uit voort, namelijk die tussen radicaal rechts Amerika enerzijds, en de machthebbers (en hun entourage) van de islamitische Emiraten en Saoedi-Arabië anderzijds. Beide partijen positioneerden zichzelf als slachtoffers van een wereldwijd complot, geleid door bovengenoemde boemannen, de Democraten, en alles wat tot het (progressieve) establishment behoort.
Met deze context in gedachten maakt Digital Authoritarianism inzichtelijk op wat voor manieren deze partijen misleiden, en desinformatie en propaganda verspreiden. Jones doet dat onder meer door netwerken van bots en trollen te onderzoeken, de herkomst van campagnes te herleiden, en het beoogde doel te doorgronden. Een van de uitdagingen van dit onderzoek en het aankaarten van deze campagnes is dat het niet per se altijd om onwaarheden gaat. Soms worden bepaalde feiten of aspecten van een gebeurtenis simpelweg uit de context getrokken, karakteriseringen uitvergroot, zaken expres verkeerd uitgelegd of wordt informatie weggelaten. Waar het in ieder geval op neerkomt is dat al deze beïnvloedingscampagnes draaien om het verenigen van de ene groep, en het reduceren van het doelwit tot ‘de ander’, en die vervolgens te beschadigen en te stigmatiseren. Oftewel, verdeel en heers door te polariseren en genuanceerde stemmen te elimineren.
Die sektarische ondertoon is bijvoorbeeld terug te zien in de enorme anti-Iran-campagnes die door de verkiezing van Trump opbloeiden. Als het aan Saoedi-Arabië, de Emiraten en Israël lag, moest Barack Obama’s beleid van voorzichtige toenadering worden gekenterd, en met Trump in het zadel werden de Verenigde Staten klaargestoomd voor een ommekeer in dat buitenlandbeleid (het opblazen van de nucleaire deal met Iran, financiële sancties, etc.). Discussies op Twitter verhardden, desinformatie over de betrokken landen nam toe. Twitter in Saoedi-Arabië stond vol met hashtags als #TrumpWillDestroyIran, memes waarin Trump als Spartaanse krijger klaarstond om Iran aan te vallen, en regelrechte antisjiitische berichten. Een rechtse denktank in de Verenigde Staten (Foundation for Defense of Democracies) leverde zelfs analisten en onderzoekers die journalisten of anderen die kritiek uitten op het Amerikaanse en regionale Iranbeleid hardnekkig aanvielen en tot spreekbuis van Iran veroordeelden.
Aan de Iraanse kant bleef het natuurlijk niet stil: zo lanceerden de autoriteiten hun eigen desinformatiecampagnes, bijvoorbeeld gericht op Egyptenaren (aangezien dat land zich achter het Iranbeleid van Saoedi-Arabië en de Emiraten schaarde). Maar het is duidelijk dat Jones de focus legt op de twee Golflanden – de bestrijdingsmaatregelen van Iran (net als die van de andere rivalen) ziet hij als minder grootschalig, georganiseerd en invloedrijk.
Geopolitieke beïnvloeding
Jones bespreekt veel voorbeelden van regionaal-geopolitieke rellen en andere gebeurtenissen, waarbij hij laat zien wat voor beïnvloedingscampagnes daarachter zaten, hoe actoren campagnes inzetten om gebeurtenissen naar hun hand te zetten, en hoe misleidende of gewoonweg foute informatie soms ook in veel gerespecteerde media terechtkwam. Een voorbeeld daarvan is de blokkade van Qatar. Het nieuws dat de Qatarese emir Tamim bin Hamad al-Thani een controversiële speech zou hebben gehouden waarin hij islamistische groepen, Hamas, Hezbollah, Iran en de Moslimbroederschap prees, verspreidde zich in mei 2017 als een lopend vuur over de hele wereld. Hoewel er al snel aanwijzingen waren die duidden op een cyberaanval waarmee de staatszender was gehackt, en zo nieuws over die speech (die niet had plaatsgevonden) verspreid kon worden, waren de gevolgen niet minder groot. Vrijwel direct begonnen allerlei accounts berichten te plaatsen over het gevaar dat Qatar vormde voor zijn buurlanden. Het publiek werd klaargestoomd voor een blokkade en harde onderhandelingen. De Emiraten, Saoedi-Arabië en Egypte verbraken de banden met het kleine Golfstaatje en eisten dat het land onder meer nieuwszender Al Jazeera zou sluiten en de banden met Iran zou verbreken. De toespraak, die nooit plaatsgevonden had, was volgens Jones ‘een pseudo-gebeurtenis die opzettelijk ingezet werd als een voorwendsel om diplomatieke spanningen met Qatar te laten escaleren’.
De brute moord op de Saoedi-Arabische journalist Jamal Khashoggi mondde dan weer uit in een stresstest voor MbS. De kroonprins dacht aanvankelijk weg te kunnen komen door iedere betrokkenheid te ontkennen en de moord te framen als een complot van de Turkse deep state, de Moslimbroederschap of Qatar. Maar hij verloor de controle over dat narratief. Er was te veel bewijs dat hem tegensprak, en dus konden Jones en zijn collega-onderzoekers met eigen ogen zien hoe de informatiecampagnes meebewogen met de verklaringen die MbS naar buiten bracht en dus meerdere keren aanpaste.
Ook in andere regiolanden is het Iran-Saoedi-conflict altijd aanwezig. Libanon is wat dat betreft bij uitstek een voorbeeld van een land waar buitenlandse actoren de nationale politiek misschien wel evenveel dicteren als binnenlandse. De Libanese politiek is gestoeld op een sektarisch model, waar posities vast verdeeld worden over de paar grootste religieuze denominaties (soennieten, sjiieten, christenen en druzen). Resultaat is dat het soms wel lijkt alsof de halve wereld zijn zegje probeert te doen over wat er in dit kleine land gebeurt: christenen hebben er van oudsher sterke banden met de Verenigde Staten en Europa, soennieten rekenen soms op de Golf, terwijl een deel van de sjiieten weer Hezbollah steunt en zo dus ook pro-Iran is.
Het is onder meer de groeiende invloed van Hezbollah die veel zaken in Libanon op scherp zet. Jones deed onder meer netwerkanalyses naar tweets tijdens de protesten in 2019 en 2020. Aanvankelijk ging het daarbij om algehele anti-regeringsprotesten, waarbij de demonstranten ongebruikelijk verenigd het aftreden van alle politici eisten. Toch viel het Jones op dat vooral Hezbollah-voorman Hassan Nasrallah een veelgebruikte ‘eigen’ hashtag kreeg die aanstuurde op zijn vertrek, terwijl de demonstraties nogmaals duidelijk maakten dat Libanezen de hele corrupte elite zat waren. Veel van die antisjiitische accounts en verspreide memes bleken uit Saoedi-Arabië te komen. Het was een ‘typische’ Saudi-campagne.
Digitale tirannie
Digital Authoritarianism biedt veel inzichten over hoe de decennia oude strijd tussen Saoedi-Arabië en Iran zich de afgelopen jaren afspeelde in de digitale wereld. Zoals eerder benoemd, legt Jones de focus op Saoedi-Arabië en Qatar, en rechtvaardigt dat door te wijzen op de grootte en professionalisering van die socialmediacampagnes ten opzichte van die van Iran of Qatar. Toch is het belangrijk dat in gedachten te houden, aangezien er over de campagnes uit die andere landen vast ook veel meer te zeggen valt. Ook is het afwachten hoe de huidige oorlog de verhoudingen in het Midden-Oosten precies zal gaan veranderen. Waar sommige Arabische landen de normalisatie van de betrekkingen met Israël al vrij snel op pauze zetten, maakte MBS eerder nog duidelijk dat hij er juist mee door wilde gaan. Inmiddels roept hij BRIC-landen op te stoppen met de wapenexport naar Israël en spreekt hij zich feller uit voor een staakt-het-vuren dan aan het begin van de oorlog.
Het boek stijgt, naast de grote geopolitieke dimensie, op nog een andere manier uit boven het thema van beïnvloeding via digitale en sociale media. Digital Authoritarianism gaat bij uitstek ook over de desillusie van de tech-utopie, het ideaal waarin technologie de mens uiteindelijk zal bevrijden. Want hoe toegankelijk of vooruitstrevend technologie ook is, wat mensen er precies mee opschieten is links- of rechtsom altijd afhankelijk van wie de macht erover in handen heeft en wat die daarmee doet. Het gebrek aan dat besef bij de Silicon Valleys en tech bros van deze wereld maakt dat we een symbiose hebben zien ontstaan van neoliberale technologie en digitale tirannie, waarin commerciële en staatsactoren samenwerken en tot producten en ‘assemblagelijnen’ van desinformatie komen, zoals Jones dat noemt. Het zijn bovendien ook nog vaak westerse pr- en consultancybedrijven die aan conflicten elders in de wereld verdienen door propaganda-, misleidings- en surveillancediensten te verkopen aan rijke klanten of overheden.
Deze ontwikkeling enigszins indammen kan alleen met meer wetgeving rond marktmacht, controle en transparantie voor socialmediabedrijven, en met het beter modereren en verifiëren van accounts door de bedrijven zelf. Jones benadrukt dat Twitter bijvoorbeeld ook veel meer zou moeten investeren in werknemers die niet alleen de taal spreken van het land waar ze op werken, maar ook de sociale en politieke context van die landen kennen om daadwerkelijk effectief te kunnen modereren.
Al die suggesties ten spijt stemt het slotpleidooi helaas somber. Dat is niet vanwege het digitale misleidingsmoeras waarin we ons allang in begaven, maar door wat er vlak na publicatie gebeurde. Het is namelijk ongeveer een jaar geleden dat zakenmagnaat Elon Musk Twitter voor 44 miljard dollar kocht. En hoewel hij zei als nieuwe eigenaar de grote hoeveelheid spamaccounts aan te zullen pakken en de algoritmen van het platform openbaar te zullen maken, ziet het ernaar uit dat hij zichzelf ook tot een autocraat heeft ontpopt. Eentje die het platform vooral naar zijn eigen hand en die van zijn (politieke) medestanders aan het zetten is. Hij ontsloeg honderden werknemers die aan veiligheid en moderatie werkten, ontmantelde externe vrijwilligersgroepen die het bedrijf adviseerden over online geweld en kindermisbruik, ontneemt zijn eigen critici hun account, herstelde extremistische accounts en bracht het identificatieproces terug naar een transactionele overeenkomst.
Waar voor de overname ten minste nog gesprekken met Twitter werden gevoerd door allerlei soorten maatschappelijke organisaties, onderzoekers toegang kregen tot gegevens om desinformatie te analyseren of met het bedrijf samenwerkten om online misbruik en nepnieuws tegen te gaan, lijken al die deuren inmiddels gesloten. Met de overname heeft Musk vooralsnog vrij baan gegeven aan nog meer online geweld, nepnieuws en grootschalige desinformatiecampagnes op het invloedrijke platform. Dat besef maakt het boek Digital Authoritarianism in the Middle East des te zorgwekkender.