Advertentie
Princeton-university-press

Een oud koloniaal gebruik. Naar aanleiding van ‘Flarden’ van Ellen Ombre

Als je mensen alles afneemt wat hen lief is, kun je met hen doen wat je wilt, las ik ooit. Dus als je de wil van een mens breekt, kan je die mens tot slaaf maken. Als de wil gebroken is, zal men een goed werktuig zijn. In het korte verhaal ‘Flarden’ van Ellen Ombre (1948), verschenen in de verhalenbundel Maalstroom (1992), wordt duidelijk dat ook decennia na de afschaffing van de slavernij het willetje van kinderen moest worden gebroken. ‘Flarden’ is in de eerste persoon geschreven, waardoor je als lezer wordt meegenomen in de dagelijkse werkelijkheid van een zwart meisje dat wordt ‘opgekweekt’ (79) in een ander huishouden dan waar ze is geboren. Een christelijke daad van haar weldoeners ter verbetering van haar leven. Het verhaal speelt zich af in de jaren dertig, veertig van de vorige eeuw in Suriname, waar het meisje van plantage wordt gehaald om in een groot huis in Paramaribo opgevoed te worden. Het huishouden bestaat uit een echtpaar zonder kinderen, de Miskins. Er is slechts één huisvriendin, juffrouw Treurniet. Zij is ook degene die het kind bij hen in huis brengt. Je wordt als lezer deelgenoot gemaakt van hoe het kind overgeleverd is aan de opvoeders.

De parallel met het bestaan van mijn oma, geboren in Suriname in 1913 in het district Saramacca, is voor mij niet mis te verstaan. In het geval van mijn oma was er geen echtpaar, zoals in Ombres verhaal, maar een moeder met drie dochters die haar met dezelfde strekking als in ‘Flarden’ ‘uit de negorij van het bos haalden om hier in de stad beschaafd te worden’ (82). Bij de volkstelling van 1921 woonde mijn oma, toen acht jaar oud, reeds in het huishouden van de familie Elvader, bestaande uit moeder Marie Albertina Elvader, en de dochters Elisabeth Françoise, Renie Hermana en Henriette Mathilde Antoinette. Mijn oma, en later haar kinderen, moesten hen aanspreken met: ‘mama Iesje’, ‘mama Jen’ en ‘Peetje’. Vier moeders dus… Oma zou haar hele leven voor hen zorgen.

Voor de goede verstaander is ‘Flarden’ een inwijding in hoe levens van Surinaamse vrouwen na de slavernij vervlochten waren met het geknechte leven van hun voorouders die eerder in de realiteit van slavernij gevormd waren. Een stelselmatig knechten van anderen. Een ritueel inwijden van een jong leven in een voorgevormde ‘beschaafde’ wereld, zoals velen in dit vanuit Nederland gezien verre land daadwerkelijk was overkomen, net als Ombres hoofdpersoon. En velen zouden nog volgen. Een heel bestaan en zelfs je bestaansrecht is je door een ander gegeven. ‘Je hebt het te nemen zoals het komt en gaat’, zegt Ombre (78).

Getuigenissen

Dat ‘de factorijen ten prooi vallen aan parasieten, onkruid en wurgende lianen’ (78) in Ombres verhaal roept verschillende associaties op. Enerzijds dat een fysieke plek van noeste arbeid overwoekerd raakt door de agressieve tropische natuur, anderzijds is er in het verhaal de wurgende dominantie van het echtpaar, dat geheel profiteert van de hoofdpersoon. En ook de factorijen (plantages) waren opgericht om te profiteren van roof, gratis arbeid, overmeestering, en wat zich verder op deze plekken heeft afgespeeld ten behoeve van de productie van koffie en andere, in Europa begeerde, producten. Het is alsof de koffiemamabomen (grote bomen waaronder de koffieplantjes werden geplant zodat ze – de planten – niet in de volle zon stonden), die ooit hun schaduw verspreidden over de koffieaanplant, nu zelf alleen als schaduwen overeind stonden, als ‘getuigenissen van vergane glorie’ (78). Ontdaan van wat ‘te oproerig’, dus ‘te negerachtig’ (83) is, valt het veeleisende ritme van rust, reinheid en regelmaat te herkennen dat aan de hoofdpersoon opgedrongen wordt.

De Hollanders en de betere stand

De geschiedenis van mijn oma heeft zich 26 jaar eerder afgespeeld dan het verhaal in ‘Flarden’. Haar kinderen zijn geboren rond de tijd dat dit verhaal speelt. Alsof het verhaal van de fictieve hoofdpersoon Hannah zich extra aan hen, oma’s volgende generatie opdrong, alsof feit en fictie in elkaar overgingen.

Ombres mevrouw Miskin zegt over Hannah: ‘… het kostte me veel moeite om dat willetje te breken’ (80). De wil van de onbeschaafde moet gebroken worden om bij ‘… de Hollanders en de betere stand’ (82) te kunnen horen. Dat klinkt net zo als het ‘behoorlijke mensen’ dat mijn Surinaamse moeder, kind van mijn oma, bezigde.

Hannah leert zeer snel feilloos Nederlands spreken. Zo is het mijn oma ook vergaan. Als zwart mens in de jaren dertig van de vorige eeuw sprak zij ‘Algemeen Beschaafd Nederlands’. In Nederland weten we niet dat dit toen in Suriname gebruikelijk was. Dat er met de Bijbel in de hand beschaving en verheffing van de ziel voor de ‘minderbedeelden’ en bosbewoners gebracht werd (84).

Rekening vereffenen

In ‘Flarden’ wordt een tocht gemaakt van de Grote Combéweg, door de Palmentuin, langs het Gouvernementspaleis naar de Waterkant. Deze zondagse wandeling door een historisch stukje Paramaribo zal voor eenieder die ooit in Suriname is geweest te volgen zijn. De Palmentuin is de zeventiende eeuw aangelegd door gouverneur Cornelis van Aerssen van Sommelsdijck (gouverneur in de jaren 1683-1688), die ook in het gouvernementspaleis woonde. Het was bedoeld als zijn achtertuin. En aan de Waterkant werden ook van de zeventiende tot de negentiende eeuw scheepsladingen vol geroofde en gevangengenomen Afrikanen ‘gelost’. Vanaf 1683 was de Nederlandse particuliere organisatie ‘De Geoctrooyeerde Sociëteit’ mede-eigenaar van de kolonie Suriname, die de Hollanders net op de Engelsen hadden veroverd. De andere eigenaren waren: de stad Amsterdam, de WIC (de West-Indische Compagnie) en de familie Van Aerssen van Sommelsdijck. De historische stadstours die tegenwoordig in het centrum van Paramaribo te volgen zijn, verhalen hierover. Vooral Van Sommelsdijck heeft zijn stempel gedrukt op Paramaribo en wel door de bouw van het fort Zeelandia, de aanleg van de Palmentuin en de daarnaast gelegen gracht die door gedetineerden uit Europa werd gegraven. Deze gedetineerden kwamen in opstand vanwege hun slechte behandeling en ze vermoordden Van Sommelsdijck op 19 juli 1688. De bomen in de Palmentuin zijn al vanaf het ontstaan van de tuin getuige van het wel en wee in de stad Paramaribo in de plantagekolonie Suriname. De palmbomen zijn nu zo oud dat de kruinen soms naar beneden vallen, zoals een paar jaar geleden op het hoofd van een argeloze Nederlandse toerist. Alsof na ruim driehonderd jaar de tuin zelf nog een rekening te vereffenen heeft.

Beschaving

‘Mij beschaving bijbrengen was mevrouw d’r lust en d’r leven’, zegt Hannah in ‘Flarden’. Mevrouw zegt: ‘ … met schaven, veel schaven, moet het me lukken een kopie van ons te maken’ (89). ‘Met mijn inspanning en toewijding breng ik je de beschaving bij, die je zou ontberen wanneer je in het bos was gebleven’ (98). Primitiviteit, armoede, afgoderij, en ratelslangen staan verre van beschaving, naast andere afschrikwekkende dingen die Ombre beschrijft, zoals het verhaal van de ontstaansgeschiedenis van de plantage Nijd en Spijt. Susanna du Plessis, de echtgenote van de toenmalige plantage-eigenaar, wordt woedend wanneer haar man te veel aandacht schenkt aan (de borsten van) de tot slaafgemaakte Etrave. Ze hakt de borsten af, maakt ze lekker klaar en schotelt deze haar man voor. Als hij hoort dat het om de borsten van Etrave gaat, gaat hij brakend ten onder. Susanne du Plessis’ woede slaat om naar spijt, en zo werd de naam van de plantage Nijd en Spijt.

Overal in Suriname is het verhaal van Susanna du Plessis uit de achttiende eeuw bekend. Eigenlijk berucht. Op dezelfde historische tour in de binnenstad van Paramaribo wordt ze speciaal genoemd. Vreeswekkend. En een voorbeeld van wat de zwarte mens hier in Suriname geleden heeft. Du Plessis’ graf ligt in de nieuwe kerk in Paramaribo. De grafsteen heeft over de hele lengte een breuk in twee stukken, als een onheilspellend teken van een treffen in het hiernamaals. Zulke wreedheid spreekt uit haar vermeende daden, dat ze eeuwenlang in de volksmond levend zijn gehouden – al zijn haar nazaten reeds lang weer naar Nederland vertrokken. Want ook dat is wat er vanaf het ontstaan met Suriname is gebeurd. Als men fortuin had gemaakt door gratis arbeid van zwoegende Afrikaanse mensen op plantages, dan vertrok men weer. Dan ging men terug naar Holland. In eerste instantie gingen alle Europeanen weer terug naar Europa, na 1975 emigreerden ook mensen die in Suriname zelf geboren waren naar Nederland, of soms naar de Verenigde Staten van Amerika.

Doorwerking

Wat is de doorwerking van het verleden? Het is de blauwdruk die in de koloniale tijd is uitgetekend, die bewust en onbewust herhaald wordt door elke generatie sinds het ontstaan van die verwerpelijke tradities. Zoals de Duitse filosoof Nietzsche zegt: ‘waarheden zijn illusies waarvan men vergeten is dat zij illusie zijn, metaforen die versleten zijn en letterlijk krachteloos zijn geworden’ (Waarheid en leugen, 2010). Oude gewoonten die ons generatie op generatie weer zijn voorgehouden, creëren een maatschappij die, onbewust, niet veel verschilt van de maatschappij die vierhonderd jaar geleden is ontstaan.

Deze herhaling vindt plaats in het gebied van ons bewustzijn waar we ons niet bewust van zijn. In het donker, zonder reflectie, vindt de onbewuste overdracht van patronen plaats* (Nabibaks, 14). Dáár huizen onbewuste trauma’s. Zoals de hoofdpersoon in ‘Flarden’ zegt: ‘Nu nog kan ik dagen slapen wanneer het alledaagse leven me te machtig wordt […] In het niemandsland van de slaap kom ik weer thuis en ontdoe me van de ballast.’ (79). Dit suggereert dat ze wil ontsnappen, ontsnappen aan de gijzeling van het ooit opgelegde ritme van het alledaagse, dat loodzwaar weegt. Want in het alledaagse zit ook het extreme en gruwelijke. Ook slavernij was alledaags geworden. Er is voor de geknechte hoofdpersoon geen ontsnappen mogelijk, ze moet gehoorzamen aan het appèl dat de haar geboden opvoeding doet. Maar in de slaap kan Hannah een niemandsland betreden. Kan ze ontsnappen. Terwijl voor een verwerking, voor helen juist een integratie van het trauma nodig is.

Reinheid

Ook hygiëne moest zwarte kinderen, vooral deze Karboeger – een kind van een Afro-Surinamer en een inheemse – serieus bijgebracht worden. In ‘Flarden’ raadt mevrouw aan: ‘zeep, flink sunlight gebruiken. Dat is het beste om primitieve geuren te verdrijven’ (81). Een toespeling op het vermeende niet-reine, onbeschaafde van een zwart lichaam in tegenstelling tot de schone, reine en beschaafde ‘blanke’ mens.

Voor mijn oma bleef het niet bij een toespeling. Als de zussen Mama Iesje, Mama Jen en Peetje uit geweest waren, door de zanderige straten van Paramaribo hadden gelopen, hadden ze stoffige schoenen en voeten. Mijn oma moest dan hun voeten wassen. Mama Jen heeft een keer haar vuile voet uit het teiltje met water gehaald, waar mijn oma hem in zat te schrobben, haar voet naast het gezicht van mijn oma gehouden en gezegd: ‘zelfs mijn vieze voet is witter dan jouw gezicht’. Op elk moment van de dag (of nacht) kon men zich tegen haar misdragen, zonder dat er repercussies volgden.

Dat deze omstandigheden als iets goeds werden gezien, vooral voor de kinderen die in huis werden genomen, blijkt ook uit het verhaal van Ombre. ‘Het vrijgezellinnenbestaan is de toekomst van veel oppassende meisjes die bij de betere families worden grootgebracht,’ zei mevrouw (82). Weer is die Hollandse beschaafdheid en de betere stand leidend.

Mevrouw zegt ook: ‘Als ik je vertel hoe wij mishandeld zijn en vernederd in vroegere tijden’ (88). Hier wordt het duidelijk dat mevrouw zelf ook van tot slaaf gemaakte mensen afstamt. Mevrouw is dus niet ‘van stand’. Het is moeilijk om je los te maken van de zwaarte van een achtergrond van slavernij. Het enige wat makkelijk en onbewust gebeurt in een koloniale maatschappij die op koloniale grondvesten is gebouwd, is dat men zich keert tegen wat men denkt dat de schaduwzijde is: de eigen zwarte bevolking. Dat heeft zich in ons gevestigd, de overtuiging dat we er zelf niet toe doen…

Ontheemd en verlaten

Vanaf haar ontstaan zijn er grootscheepse uittochten van mensen en goederen vanuit de kolonie Suriname naar Europa geweest. Er was weinig betrokkenheid van de koloniale heersers om een goede leefomgeving van dit wingewest te maken. Het was een extractieplantage. Daar hoorde geen onderhoud bij. Wel verwaarlozing. Zoals het bigi jarie, het groot erf, in ‘Flarden’ naast het huis van de Miskins, waar vele culturen samenleefden, waarvan mevrouw zegt: ‘Het was alsof de Ark van Noach daar na de Zondvloed vastgelopen was. Dit is Suriname […] Ze weten niet waar ze vandaan komen en waar ze heen gaan. Hun enige houvast is het grote lijden en dat haalt ze onderuit’ (96). Zo een ‘stelletje ongeregeld’, met de ziel onder de arm, dat zelfs Noach de ark de ark had gelaten. Ze zijn allen ontheemd. Achtergebleven. Nederland is er inmiddels weg, maar wat is achtergebleven, én doorgegeven, zijn de systemen waarop die koloniale maatschappij is gebouwd, verbeeld in dit verhaal door zo’n groot verlaten erf, waar zelfs Noach zich van heeft afgekeerd.

Onbeschaafdheid

Meneer en mevrouw leefden beleefd samen. Ze raakten elkaar nooit aan. In hun huis ontweken ze elkaar (89). De belofte van een vruchtbaar leven is niet ingelost. Alsof deze niet ingeloste kinderwens van mevrouw de ultieme straf is. En een ‘godvruchtig en beschaafd’ leven het antwoord. Voor hoofdpersoon Hannah was het alsof de stem van mevrouw de hele dag als een radio op de achtergrond aanstond. ‘Ze was mijn achtergrondmuziek. Ik was haar enige gehoor, we waren op elkaar afgestemd’ (88). Hoe dan ook, extreem of gruwelijk, kinderen verinnerlijken de stemmen van de opvoeders.

Mijn oma heeft haar vier kinderen Lieke, Eddy, Willy en Netty gekregen en getracht op te voeden terwijl ze bij de Elvaders woonde en werkte. Ze heeft toen ze zelf een eigen huis had, de laatst levende van de zussen, Peetje, tot aan haar dood bij haar in huis gehad en verzorgd. De geschiedenis van mijn oma is niet alleen één verhaal. Zij had kinderen, die hebben kinderen gehad, van wie ik er één ben, en ik heb ook weer kinderen… die ‘beschaving’ wordt doorgegeven. Dit woord haakt niet aan de realiteit. Er zit onbeschaafdheid in ‘beschaving’. Eigenlijk is ‘beschaving brengen’, opleggen aan de ander, ‘onbeschaafd’. Het is een knechting. De ‘beschaving’ die Nederland in Suriname heeft gebracht, heeft dat wat verworden is, het restproduct, achtergelaten.

Het is belangrijk dat we weten hoe de geschiedenis is gelopen en wat die kost en heeft gekost. Dit korte verhaal van Ellen Ombre roept een wereld op, illustreert het ongrijpbare en brengt inzicht, meer dan theorie dat kan.

* Origineel: ‘As people we cannot be aware of the “unseen and uninvited, dark unreflective opinions” in our minds. We do not “see” or are not aware of the outlines of the frame we see through or live in… By being dark unreflective opinions, people would not be aware of them, and therefore cannot acknowledge these unreflective opinions as their own.’ (Nabibaks, 14)

Literatuur

  • Ellen Ombre, ‘Flarden’. In: Maalstroom (De Arbeiderspers, 1992).
  • Farida Nabibaks, Evolving to the Profession of Being Human; An Individual Philosophical or Spiritual Practice as the Future of Philosophy (MA thesis Radboud University, 2011)
  • Friedrich Nietzsche, Waarheid en Leugen (Boom, 2010).

Illustraties door Brian Elstak