Wapens voor de wereld
In het tijdperk van Trump is niets zeker. De NAVO biedt geen garantie meer op militaire bescherming, niet in Europa en zeker niet in de rest van de wereld. Nu herbewapening ook in Nederland weer hoog op de agenda staat, is het extra belangrijk om de wapenindustrie kritisch te blijven volgen.
Besproken boeken
-
Rhona Michie, Andrew Feinstein, Paul Rogers (red.) & Jeremy Corbyn Monstrous Anger of the Guns: How the Global Arms Trade is Ruining the World and What We Can Do About It (Pluto Press 2024), 304 blz.
In 2011 zette onderzoeker Andrew Feinstein in The Shadow World: Inside the Global Arms Trade al zeer gedetailleerd uiteen hoe de vaak onzichtbare, grimmige en cynische wereld van de internationale wapenhandel haar invloed uitoefent op vrijwel alle dossiers in de wereld. Met behulp van klokkenluiders, aanklagers, militaire bronnen en wapenhandelaren zelf schreef de Zuid-Afrikaanse wapenhandelexpert een doorwrocht relaas over de verwevenheid van politiek, defensie en industrie – het militair-industrieel complex – en herinnerde hij de lezer eraan dat we deze complexe maar alomtegenwoordige machtige hand niet uit het oog mogen verliezen als we het hebben over de hedendaagse politiek. Want in deze schaduwwereld zijn de netwerken, diplomatieke samenwerkingen en deals doordrenkt van corruptie, hebzucht en misleiding. Geld gaat hier boven alles, ook boven vrede.
In de schaduwwereld van het militair-industrieel complex zijn de netwerken, diplomatieke samenwerkingen en deals doordrenkt van corruptie, hebzucht en misleiding. Geld gaat hier boven alles, ook boven vrede.
We kunnen het kortom niet vaak genoeg over de wapenindustrie hebben. Monstrous Anger of the Guns kan gezien worden als het logische vervolg op The Shadow World: een kort overzichtswerk dat zich niet zozeer richt op documentatie maar vooral op het inzichtelijk maken van de gevolgen van deze almachtige sector en hoe hiertegen in actie te komen. Een kritisch werk geschreven door een divers gezelschap van onderzoekers en activisten uit alle hoeken van de wereld.
Amerika nummer één
De Russische invasie van Oekraïne en Israëls etnische zuiveringen in Gaza hebben volgens de schrijvers de relatie tussen ‘making war and making money’ opnieuw benadrukt. Zonder te ontkennen dat er ook daadwerkelijk politieke conflicten spelen, is het duidelijk dat wapenfabrikanten zoals Lockheed Martin, RTX, BAE Systems en Airbus goed garen spinnen bij het feit dat het aantal grote oorlogen en de geopolitieke spanningen de afgelopen jaren juist weer toenemen. In de Indo-Pacific is de wapenwedloop tussen de VS en China al hard onderweg en bouwen beide machten steeds meer bases en troepen op grondgebied van hun bondgenoten of burgers. Ook heeft de Russische invasie van Oekraïne de wapenproductie in de VS en Europa een grote impuls gegeven, evenals de plannen voor een Europees leger. Bovendien hebben de VS onlangs opnieuw een wapendeal met Israël gesloten, terwijl Gaza en Zuid-Libanon bezaaid liggen met door Israël afgevuurde munitie van Amerikaanse makelij.
Maar wat, zo rept het voorwoord, hebben al die oorlogen nou opgeleverd, en wat zegt dat over de huidige conflicten? Afghanistan is na twintig jaar oorlog terug in de handen van de extremistische Taliban. De Irakoorlog was verantwoordelijk voor niet alleen honderdduizenden slachtoffers, maar ook voor de succesvolle opkomst van Islamitische Staat in Irak en Syrië (ISIS/IS). De zogenaamde war on terror is nog niet beëindigd, gezien de verspreiding van IS naar Oost-Afrika en Zuid-Azië.
Hoewel Rusland en China ook aan bod komen, richt het boek zich veel op het Westen, en dan vooral de Amerikaanse rol in het militair-industrieel complex. Nu kun je je afvragen: er woeden toch ook oorlogen waarin het Westen geen (noemenswaardige) rol speelt? Ja, zeker. Maar we kunnen er niet omheen dat de VS de wereldwijde sector domineren en daarmee vaak alsnog indirect betrokken zijn. Het land is veruit de grootste wapenexporteur, verantwoordelijk voor een derde van de wereldwijde transfers, heeft de grootste industrie en het meest geavanceerde leger ter wereld. 41 van de 100 grootste wapenproducenten heeft zijn hoofdkantoor in de VS staan. Bovendien loopt een fors gedeelte van de contracten via het Foreign Military Sales (FMS) overheidsprogramma, hetgeen de innige verweving tussen staat en industrie onderstreept. Uiteraard zijn ook Rusland, China en productielanden als het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk grote spelers, maar het verschil tussen de VS op nummer één is gigantisch. Praten over de internationale wapenhandel kan dus niet zonder het over de hard power te hebben waarmee de VS hun hegemonie hebben afgedwongen.
De bijdrage van de Australisch-Duitse onderzoeksjournalist Antony Loewenstein is zeer actueel. Als auteur van het boek The Palestine Laboratory (2023) wist hij door te dringen tot diep in de werkkamers van de Israëlische militaire doctrine en defensie-industrie. In zijn hoofdstuk voor Monstrous Anger of the Guns zet hij uiteen hoe het Palestijnse grondgebied al jaren dient als een proeftuin voor Israëlische surveillance-apparatuur, wapens en andere onderdrukkende praktijken, ook nu weer in Gaza. Zo slaat het Israëlische leger, dat sinds jaar en dag aan miljarden steun en wapendeals uit de VS krijgt, al langdurig beelden op van duizenden Palestijnen in databases die aan gezichtsherkenningssoftware worden gevoed. ‘Smart Shooter’, een van de vele wapen-start-ups, testte zijn op afstand bestuurbare pistool in de stad Hebron en ontwikkelde een opzetje zodat ‘als je niet wil doden maar afschrikken, het systeem weet waar te raken, bijvoorbeeld alleen onder de knie’. ‘Succesvol’ bevonden apparatuur wordt vervolgens de markt op gebracht, niet zelden vergezeld van een label als ‘Getest in Gaza’.
Militarisatie
Ook in India vindt een ingrijpende militarisering van de samenleving plaats. Het land wordt in het Westen weleens geassocieerd met Ghandi en geweldloos verzet, maar kan zich inmiddels een van de zwaarst bewapende landen ter wereld noemen. Het is de grootste wapenimporteur en heeft een snelgroeiend defensiebudget (13 procent groei in 2023 ten opzichte van het jaar ervoor). De defensiesector is in toenemende mate geliberaliseerd om meer private en buitenlandse investeringen aan te trekken. Ook exporteert het land steeds meer wapens, bijvoorbeeld door voor miljoenen dollars per jaar wapens te verkopen aan de gewelddadige militaire junta in Myanmar.
In Afrikaanse en Latijns-Amerikaanse landen worden de maatschappijen dan weer vooral overspoeld met kleinere wapens, zoals machinegeweren. Hier heeft de wereldwijde wapenhandel al decennialang een verwoestend effect, omdat die alomtegenwoordigheid van wapens conflicten aanwakkert en doet escaleren. Het gevolg is een constante destabilisatie en afhankelijkheid van buitenlandse actoren, wat vaak weer de oude koloniale machtsstructuren bestendigt. Anna Penido schrijft bijvoorbeeld dat Zuid-Amerikaanse overheden zeer afhankelijk zijn van Amerikaanse wapens vanwege de Amerikaanse war on drugs. Tegelijkertijd maken de militarisatie van de politie en de hoeveelheid wapens in deze landen niet een einde aan drugskartels (wat in theorie de bedoeling zou zijn), en veroorzaken ze juist meer repressie door de staat en criminele organisaties.
Ook het laatste hoofdstuk, waarin activist Kawenaʻulaokalā Kapahua over de maar weinig besproken casus van Hawaï schrijft, laat die nog altijd bestaande koloniale structuren van westerse machten voor militaire hegemonie goed zien. Sinds de volgens velen illegale annexatie van Hawaï eind negentiende eeuw dient de Polynesische eilandengroep als de Amerikaanse uitvalsbasis voor de U.S. Indo-Pacific Command, een belangrijke locatie voor militaire operaties aan deze kant van de wereld. De inheemse bevolking heeft hiervoor vele hoge prijzen betaald, van onderdrukking tot milieurampen en de verwoesting van grondgebied door oefeningen met bombardementen.
Veiligheidsdilemma’s
Monstrous Anger of the Guns is een waardevol boek dat poogt het standaardverhaal over eindeloze militarisatie en wapenhandel onder de rechtvaardiging van veiligheid uit te dagen. Hoewel verschillende vredesbewegingen en activisten hier al decennialang op wijzen, erkennen we nog steeds niet genoeg hoe gemilitariseerd onze politiek is en hoe deze industrie vooral conflict, onderdrukking en economische uitbuiting voedt. Daarmee is het niet zozeer een pacifistisch manifest dat zich vooral richt op welbekende morele argumenten, maar een werk dat het internationale systeem voorziet van structurele kritiek.
Hoewel verschillende vredesbewegingen en activisten hier al decennialang op wijzen, erkennen we nog steeds niet genoeg hoe gemilitariseerd onze politiek is en hoe deze industrie vooral conflict, onderdrukking en economische uitbuiting voedt.
Toch blijft het boek vaag over concrete alternatieven voor een betere en veiligere internationale orde. Het pleit voor meer diplomatie, maar werkt niet uit hoe dit kan worden ingezet op complexe conflicten waar autoritaire regimes hun eigen en andere bevolkingen terroriseren en duidelijk hebben gemaakt niet aan redelijke diplomatieke onderhandelingen mee te willen doen. Daarnaast schiet de historische context op sommige punten tekort. Over het algemeen zijn de auteurs zeer kritisch over de uitbreiding van de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO), die zich al veel te lang offensief en ronduit vijandig opstelt tegenover Rusland en China. Dit is, zo schrijven zij, een gevolg van de Amerikaanse bezwaren tegen de ‘Euraziatische integratie’ die een dalende Amerikaanse invloed als gevolg zou hebben. Hier wordt de analyse echter simplistisch. Zij betogen dat er in de jaren negentig, na het uiteenvallen van de Sovjetunie, weinig reden was om de NAVO voort te zetten en dat wapenfabrikanten desondanks voor uitbreiding lobbyden, ‘alleen omdat ze meer wapens wilden verkopen aan Polen, Hongarije en Tsjechië’. Dit leidde volgens de auteurs zelfs ‘onvermijdelijk’ tot de Russische oorlog met Oekraïne. Dat er natuurlijk veel meer gaande was en nog steeds is, zoals de gegronde angst voor Russisch imperialisme en een actieve lobby voor NAVO-uitbreiding door voormalige Sovjetlanden zelf, met name Oekraïne, wordt achterwege gelaten.
Die beperkte probleemanalyse van conflicten en internationale relaties is de grootste zwakke plek van het boek. Zo doet Corbyn de oorlog in Syrië af als een conflict dat het Westen ‘direct promootte’ of waar het in elk geval zijn wapens kon slijten, en spreekt de Britse socialist Lindsey German slechts over ‘oorlogszucht’ en ‘proxy-interventie’ in het Midden-Oosten. Het past wellicht goed in hun pleidooi tegen westerse bemoeienis en imperialisme, maar de twee gaan hier grotendeels voorbij aan het feit dat Syriërs tijdens de Arabische Lente de straten op gingen voor hun eigen rechten en zelf jaren om westerse hulp vroegen terwijl Assad met hulp van Iran en Rusland steden platbombardeerde. Veel Syriërs voelden zich terecht in de steek gelaten nadat de zelfbenoemde vrije, liberale wereld, die juist altijd beweerde voor mensenrechten op te komen, hen aan hun lot overliet. Het is niet voor niets dat velen van hen nu een afkeer hebben van de in hun ogen hypocriete westerse opmerkingen over ‘inclusiviteit’ ten aanzien van de nieuwe machthebbers, pas nu zij zelf na jaren van regimeterreur een einde aan Assads regime hebben gemaakt.Dit gebrek aan aandacht voor veiligheidsdilemma’s is zonde, want het zijn geheid thema’s die binnen de vredes- en anti-wapenindustriebeweging besproken worden. Wanneer is zelfverdediging gelegitimeerd als diplomatie niets meer uithaalt, en hoe moet dat dan bereikt worden? En moet de beweging niet kritisch zijn op alle vormen van imperialisme, uit welke windhoek dan ook? Monstrous Anger of the Guns bekijkt conflicten te vaak alleen in termen van geopolitieke schaakborden, waardoor het te weinig recht doet aan de zelfbeschikking van de mensen voor wie het beweert op te komen.