Advertentie
Princeton-university-press

Het prisma Wagner

In Wagnerism: Arts and Politics in the Shadow of Music laat Alex Ross zien dat bewonderaars van Richard Wagners muziek heus niet alleen in nazi-Duitsland te vinden waren, maar dat elk land wel zijn eigen Wagner had. Wagners muziek en persona zijn daarmee een prisma van de moderniteit in al haar dubbelzinnigheid. Hoe, waarschuwt Hidde Slotboom, de kunsten zowel kunnen verrijken als verblinden.

Besproken boeken

Geen enkele componist is zo sterk verbonden met het nazisme als Richard Wagner. Adolf Hitler hield van zijn muziek, en vaak wordt gedacht dat in de vernietigingskampen van Nazi-Duitsland Wagner werd gedraaid. Zulke associaties hebben van Wagner een beladen kunstenaar gemaakt. Theodor Adorno, om maar een van zijn critici te noemen, schreef in 1947 dat verlossing en vernietiging bij Wagner synoniemen zijn. De verlossing van Kundry in Parsifal is volgens Adorno niets meer dan de verlossing die de Gestapo de Joden beloofde. Ook los van het nationaalsocialisme wordt Wagner vaak geassocieerd met geweld. Wagners ‘Walkürenritt’ is door Apocalypse Now in het culturele geheugen gegrift als de soundtrack van vernietiging. In wellicht de bekendste scène uit de film schalt het stuk uit luidsprekers terwijl Amerikaanse helikopters vanuit de lucht dood en verderf zaaien.

Zo besmet was Wagner niet altijd, zeker niet vóór de Eerste Wereldoorlog, toen zijn reputatie haar hoogtepunt bereikte. In Wagnerism: Art and Politics in the Shadow of Music laat Alex Ross zien hoe veelvormig Wagners artistieke en politieke erfenis was. Ross, muziekcriticus van The New Yorker en schrijver van The Rest is Noise, een veelgeprezen geschiedenis van de twintigste-eeuwse klassieke muziek, wil met dit boek laten zien dat bewonderaars van Wagner niet alleen in nazi-Duitsland te vinden waren. Schrijvers en kunstenaars als James Joyce, Thomas Mann en Wassily Kandinsky waren liefhebbers van het oeuvre. Er is, aldus Ross, zelfs geen componist die zoveel invloed heeft uitgeoefend op de kunsten als Richard Wagner. Over diens invloed op de muziek zelf gaat het in Wagnerism echter niet, omdat Ross van mening is dat die niet groter is dan die van bijvoorbeeld Bach of Beethoven.

Ieder land zijn eigen Wagner

De verscheidenheid van Wagners schare aan bewonderaars – waarvan een aanzienlijk deel overigens ook zijn reserves had bij persoon of werk – is een gevolg van de vele kanten van de componist zelf. Wagner was ogenschijnlijk een man van tegenstellingen. Hij was een tegenstander van het Duitse militarisme, maar steunde de oorlog met Frankrijk; hij was een antisemiet, maar had (voor zijn tijd) liberale opvattingen over ras; de opera’s hebben ‘typisch’ masculiene helden, maar Wagner ging zelf graag extravagant gekleed en werd daarom in de pers belachelijk gemaakt als ‘Frou-Frou Wagner’.

De verlossing van Kundry in Parsifal is volgens Adorno niets meer dan de verlossing die de Gestapo de Joden beloofde.

De duistere kanten van Wagner, die door extreemrechtse liefhebbers gretig werden aangegrepen, zijn onmiskenbaar. Das Judenthum in der Musik is een antisemitisch traktaat waarin hij Mendelssohn en Meyerbeer met stereotypen over Joden om de oren sloeg. Het opstel eindigt met de suggestie dat alleen de Untergang voor de Joden de oplossing kan zijn. Het festival in Bayreuth, waar de Ring des Nibelungen in 1876 in première ging, werd al tijdens Wagners leven bezocht door de rassentheoreticus Houston Stewart Chamberlain, die later zou trouwen met zijn dochter Eva. Na Wagners dood in 1883 liet de familie zich steeds meer in met racisten. Leden van de familie Wagner stuurden Hitler geschenken toen die in de gevangenis zat na de mislukte putsch van 1923. De nazi’s vonden in Wagner wat ze wilden vinden, maar de componist had het ze niet al te moeilijk gemaakt.

In het fin de siècle had ieder land zijn eigen Wagner. In Frankrijk werd de muziek als sensueel en erotisch gezien en leidden opvoeringen tot onrust en schandalen. Charles Baudelaire, een van zijn Franse bewonderaars, schreef Wagner dat Tannhäuser het ‘grootste muzikale genot’ was dat hij ooit had beleefd. In Engeland was de ontvangst ingetogener. Onder meer koningin Victoria was liefhebber. Het spelen van de bruiloftsmars uit Lohengrin op bruiloften werd populair nadat het stuk had geklonken tijdens het huwelijk van prinses Victoria en de latere Duitse keizer Frederik III. De Amerikanen hadden, in lijn met hun nationale mythe, hun eigen frontier-Wagner. Ross maakt aannemelijk dat de naamloze held uit het westerngenre via Owen Wisters roman The Virginian zijn oorsprong vindt in Lohengrin, Wagners ridder zonder naam.

De nazi’s vonden in Wagner wat ze wilden vinden, maar de componist had het ze niet al te moeilijk gemaakt.

De literatuur van het fin de siècle gebruikte Wagner vooral in verleidingsscènes en op ingrijpende momenten. Wellicht het meest opvallende voorbeeld van het laatste is W.E.B. Du Bois’ kortverhaal ‘Of the Coming of John’, waarin een Afro-Amerikaanse man terugdenkt aan een uitvoering van Lohengrin terwijl een bende lynchers op hem afstormt. (Dertig jaar later, in 1936, bezocht Du Bois Bayreuth en schreef hij dat het Duitse antisemitisme het ergste was dat hij ooit had gezien. Tegelijkertijd reflecteerde Du Bois op de betekenis die de Ring zou kunnen hebben in de Afro-Amerikaanse cultuur.) In de literatuur van het modernisme is Wagner vaak een ambigue figuur. Joyce parodieerde Wagner in Ulysses door een dronken Stephen Dedalus uit Götterdämmerung te laten citeren. Ross laat echter ook zien dat Joyce volop gebruikmaakte van aan Wagner ontleende motieven.

Een bomvol boek

Als het gaat over de invloed van een componist op andere kunsten, komt de rivaliteit tussen die kunstvormen en de muziek, met haar illusie van onmiddellijkheid, al snel om de hoek kijken. Juist dichters, romanciers en schilders – ‘de kunstenaars van de stilte’, zoals Ross ze noemt – waren sterk onder de indruk van Wagners muziek. Paul Valéry schreef nadat hij de Walküre had gehoord bijna twintig jaar geen poëzie. Niet iedereen was zo met stomheid geslagen, maar het idee dat de opera’s iets tot uitdrukking brachten waar andere kunstvormen nog niet aan toe waren werd breder gedeeld. Zowel Walt Whitman als Vincent van Gogh vonden dat de muziek vooropliep. De ‘verbal melody’ van de poëzie kon volgens Whitman niet op tegen de ‘free expression of poetic emotion’ in Wagners muziek. De spanning tussen traditie en vernieuwing, die tot uiting komt in de rivaliteit tussen de kunsten, is een van de meest fascinerende aspecten van de artistieke omgang met Wagner.

Ross heeft karrenvrachten materiaal verwerkt en zijn analyses steunen op kolossale aantallen deelstudies. Daardoor biedt Wagnerism een weids uitzicht op de artistieke invloed van Richard Wagner.

Wagnerism is een bomvol boek. Ross heeft karrenvrachten materiaal verwerkt en zijn analyses steunen op kolossale aantallen deelstudies. Daardoor biedt Wagnerism een weids uitzicht op de artistieke invloed van Richard Wagner. Zoals vaker bij boeken met een dergelijke grote ambitie is die hoeveelheid zelf een sterk argument tegen de clichés die over het onderwerp bestaan. Precies de grote verscheidenheid aan ‘wagnerismen’ nuanceert de stereotypes. Hoewel Ross terughoudend is in zijn oordeel, en hij op geen enkele manier pleit voor eenzijdige rehabilitatie, is duidelijk dat hij Wagners associatie met het nationaalsocialisme in perspectief wil zetten en daarmee het beeld van Wagner als niets meer dan een protonazi wil ontkrachten. (Niet voor niets ziet Ross de Wagner-receptie als een tragedie.) Maar het boek is veel meer dan een panorama. Alle verschillende ‘wagnerismen’ die Ross behandelt, en dat zijn er nogal wat, wijzen niet alleen aan waar Wagners geest rondwaarde, maar laten ook zien hoe hij werd ingepast in steeds wisselende contexten.

Het prisma Wagner toont de moderniteit in al haar dubbelzinnigheid.

‘Wagner resumeert de moderniteit,’ schreef Friedrich Nietzsche al in 1888. De wagneriaanse moderniteit klonk voor Nietzsche vooral als decadentie, maar Ross rekt de reikwijdte van het begrip op en maakt van de relatie tussen Wagner en de moderniteit de centrale kwestie van zijn boek – het citaat is niet voor niets een van de twee motto’s. Het prisma Wagner toont de moderniteit in al haar dubbelzinnigheid. Ze bracht grote kunst voort, maar liet ook zien tot welke afschuwwekkende daden de moderne mens in staat is. Kunst, schrijft Ross daarom aan het einde van zijn boek, kan ons inzicht geven in de wereld, maar ons evengoed verblinden. Meer nog dan een historische analyse is die spanning een waarschuwing voor vandaag. Als de erfenis van Wagner ons iets leert, is het dat onze aandacht daarvoor nooit mag verslappen.